Posts tonen met het label onderwijs-organisatie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label onderwijs-organisatie. Alle posts tonen

dinsdag 6 november 2012

Het onderwijs: een kennisvergiet?

In het novembernummer van het blad InDruk van Kennisnet dat afgelopen week op mijn deurmat viel, staat een pleidooi om op scholen een informatiemanager te benoemen: iemand die beleid bepaalt dat ervoor moet zorgen dat iedereen op het juiste moment beschikt over de voor hem benodigde informatie. In dit betoog wordt het informatiebeleidsplan (dat opgesteld wordt door de informatiemanager) gezet tussen het onderwijsvisiebeleidsplan en het ict-beleidsplan. Het informatiebeleidsplan moet ervoor zorgen dat er samenhang ontstaat tussen het onderwijsbeleidsplan en de ict-investeringen:

Uit: InDruk, november 2012. Vermeer, Margreet. Benoem een Informatiemanager.
 Ik kan me volledig vinden in het betoog. Niet alleen omdat het in kaart brengen en structureren van informatiestromen van belang is voor het ICT-beleidsplan maar ook omdat er op scholen zo verschrikkelijk veel informatie verloren gaat.

Daaraan heb ik 4 jaar geleden al eens een blogpost gewijd. Het onderwijzend en onderwijs-ondersteunend personeel van scholen maakt talloze (virtuele) documenten: leermaterialen, lesbrieven en lesplannen, instructies voor projectweken, opdrachten en toetsen, ze verzamelen bronnen om zelf lessen te maken en voor leerlingen om de lesstof van verschillende kanten te belichten enz. Helaas is van uitwisseling van die documenten door docenten en onderwijsondersteuners maar weinig sprake. Niet omdat er sprake is van onwil, maar omdat niemand weet wat er allemaal is en omdat er geen enkele manier is om in die documenten te zoeken. Jammer: het zou natuurlijk reuze makkelijk zijn als ergens alle toetsvragen, lessen, instructies, opdrachten enz. terug te vinden zijn: per vak, per onderwerp en per niveau. Of als je eens kan snuffelen in de favoriete video's of websites van je collega-toa. Door op scholen beleid te ontwikkelen hoe deze materialen verzameld en ontsloten kunnen worden, kan voorkomen worden dat onderwijs(ondersteuners) telkens opnieuw het wiel opnieuw uitvinden.

De winst die geboekt kan worden door het ontwikkelen van een informatiebeleid, wordt nog groter in de komende jaren. Door de vergrijzing zullen op de meeste scholen in de komende jaren veel docenten met pensioen gaan. Lang niet altijd zullen zij tijd investeren om hun archief over te dragen aan hun jongere collega's. En zelfs als zij dat willen doen (en daarvoor tijd vrij kunnen en willen maken), dan zal ieder zelf een systeem moeten bedenken welke materialen ze overdragen en hoe ze die toegankelijk maken. De kans dat dit leidt tot een goed toegankelijke informatieverzameling is natuurlijk nihil.

Er zijn natuurlijk docenten die al op allerlei manieren hun materialen delen met anderen: via communitiesWikiwijsweblogs en websites. Ook na hun pensioen blijven sommigen nog bezig met delen van kennis, zoals bijv. Sjaak Janssen, oud-docent van de KSE, die zijn CKV-materialen online ter beschikking stelt. Als dit privé en buiten school al gedaan wordt, dan moet het toch ook lukken om binnen scholen hierop beleid te ontwikkelen.  

Margreet Vermeer pleit er in haar artikel in InDruk voor om op scholen een informatiemanager te benoemen. Voor mij is het logisch dat de mediathecaris een rol gaat spelen in dat traject: als informatiemanager of als informatie-analist, met name waar het gaat om informatiestromen ten behoeve van het primaire proces: het onderwijs zelf. 

Wil je meer weten over wat een informatiemanager kan doen voor een school? Lees dan het novembernummer van InDruk




dinsdag 27 september 2011

Professionalisering: door de school zelf!

De laatste tijd heb ik me veel bezig gehouden met professionalisering: hoe kan je dat het beste vormgeven op scholen? Hoe zorg je ervoor dat lesgevenden geïnspireerd raken om hun onderwijs te vernieuwen en verbeteren en voldoende kennis en vaardigheden in huis hebben om die vernieuwingen tot stand te brengen?

Wat vaak gebeurt is dat scholen studiemiddagen organiseren en dan experts workshops en presentaties laten verzorgen. Mijns inziens wel een goede aanpak om een kleine groep mensen te inspireren, maar helaas blijft het daar dan vaak bij. Lang niet altijd komt het tot uitvoering van de ideeën en nog minder vaak worden de ideeën van de innovatieve voorhoede overgenomen door de collega's, waardoor op zich mooie projecten na verloop van tijd een stille dood sterven.

Ik denk dat het van groot belang is dat vernieuwing en verbetering van het onderwijs van binnenuit komt. Dat is geen nieuwe visie: ik zie op steeds meer scholen dat - naast workshops en presentaties van externe experts - ook interne experts - collega's - hun kennis delen. Ik ben daar erg enthousiast over: het is fijn om van je 'peers' te leren, om te laten zien welke expertise en ervaring je in huis hebt en als je een vernieuwing wil doorvoeren is het veel eenvoudiger om - vaak tussen de bedrijven door - een collega om hulp te vragen dan een externe expert die lang niet altijd aanwezig is op de momenten dat jij hem nodig hebt.

In alle gevallen is het belangrijk dat professionalisering plaats vindt op basis van een visie: hoe ziet op dit moment het onderwijs eruit, waar moet het naar toe en op welke gebieden is professionalisering noodzakelijk?

Wie het onderwijs wil verrijken met ICT kan voor professionalisering gebruik maken van één van de '23 Dingen'-cursussen. Deze cursus, die in eerste instantie is ontwikkeld voor informatieprofessionals in de VS (23Things), is vertaald voor de Nederlandse bibliotheken (23 Dingen), en vervolgens voor allerlei andere sectoren, waaronder het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs (23 Onderwijsdingen en 23 OVC-Dingen) en het hoger onderwijs (21eDingen).

Deze cursussen zijn beschikbaar onder een Creative Commons licentie en kunnen vrij gebruikt worden door onderwijsinstellingen. Natuurlijk kan je voor het geven van zo'n cursus een externe expert inhuren, maar dat is niet hoe deze cursussen opgezet zijn. Het is de bedoeling dat de cursus in groepjes van 4 tot 8 mensen gevolgd worden, onder leiding van een groepsbegeleider: een collega van de eigen onderwijsinstelling.

Deze begeleider hoeft zelf geen expert te zijn op het gebied van ICT in het onderwijs: daarvoor kan hij een beroep doen op de collega's in de onderwijsinstelling of - als niemand binnen de onderwijsinstelling de vraag kan beantwoorden, de cursuscoördinator. De taak van de begeleider is zijn collega's te stimuleren om met het materiaal aan de slag te gaan, onderling kennis te delen en eventuele (inhoudelijke of procesmatige) problemen te signaleren en die op te lossen. Als dat nodig is organiseert de begeleider overleg tussen de deelnemers van zijn groepje, extra bijeenkomsten of roept de hulp in van de cursuscoördinator.

De cursuscoördinator heeft tot taak een aantal centrale bijeenkomsten te organiseren (voor alle deelnemers aan de cursus), overleg tussen de groepsbegeleiders tot stand te brengen en vragen te beantwoorden die door de collega's binnen de eigen instelling niet beantwoord kunnen worden.

De 23Dingen-cursussen zijn behoorlijk omvangrijk en - zo heb ik ervaren - voor de meeste onderwijsinstellingen - teveel om als geheel aan te bieden aan de onderwijsgevenden. Ik zou daarom willen adviseren om als je zo'n cursus aanbiedt, eerst een selectie te maken uit het beschikbare lesmateriaal op basis van de onderwijsvisie van de onderwijsinstelling. Wat wil je bereiken met het inzetten van ict: wil je het onderwijs verbinden met de buitenwereld, competenties centraal stellen, onderwijs flexibeler maken, wil je dat leerlingen metacognitieve vaardigheden ontwikkelen of dat ze hun eigen kennis construeren?

Op basis van deze visie en op basis van de wensen van de groepjes (van een sectie, afdeling, jaarlaag) maak je een selectie uit het materiaal van een 23dingen-cursus. Niet minder van belang vind ik het dat dat dit materiaal aangepast wordt aan de onderwijsinstelling zodat de ict-mogelijkheden van de onderwijsinstelling (hardware en software) in de cursus verwerkt worden.

Ik zie een aantal voordelen aan deze aanpak:
  • de in de school aanwezige expertise wordt optimaal benut doordat collega's van elkaar leren. Dit heeft als gevolg dat na afloop van de cursus de expertise niet met de externe expert uit de school verdwijnt, maar in de school aanwezig blijft.
  • omdat het materiaal online beschikbaar is en de cursus in groepjes gevolgd wordt, kan optimaal afgestemd worden op de mogelijkheden (tijd en plaats) en (inhoudelijke) wensen van de cursisten,
  • Omdat de 23dingen-cursussen onder een CC-licentie beschikbaar zijn en door zoveel verschillende organisaties zijn aangepast en verder ontwikkeld, is het materiaal vrij beschikbaar en het is relatief eenvoudig om het materiaal aan te passen aan de eigen wensen.
  • Daarnaast maakt het brede gebruik van de 23dingen-cursussen het mogelijk om gebruik te maken van expertise van anderen die al eerder een 23dingen-cursus hebben gevolgd. Scholen in het VO en PO kunnen bijvoorbeeld contact leggen met de openbare bibliotheek in hun plaats om te kijken of zij een bijdrage kunnen leveren in het professionaliseringstraject. Ik denk hierbij zowel aan het helpen van de docenten om zich de stof eigen te maken als aan het helpen van leerlingen wanneer zij van hun docent/leerkracht de opdracht krijgen om met de ict-tools uit de 23dingen-cursus aan de slag te gaan.
Ik denk dat de 23dingen-cursussen het onderwijs veel te bieden hebben en ik hoop dat veel onderwijsinstellingen dit gratis materiaal gaan gebruiken om het onderwijs te verbeteren met behulp van ICT.

Hieronder een 'glog' waarin ik mijn visie op het gebruik van de 23dingen-cursussen (in dit geval de cursus 23 OVC-dingen) heb samengevat.

Ben je geïnteresseerd in het lesmateriaal van de cursus, neem dan contact op met de OVC of een van de andere aanbieders van een 23 (of 21)dingen-cursus. Je kunt natuurlijk ook reageren via dit blog: dan zal ik proberen je in contact te brengen met de juiste mensen.

donderdag 30 juni 2011

Het hbo op de schop

Door: Martijn van den Berg
Ik herinner me nog de eindexamens. Ik was bloednerveus, want ik stond er niet geweldig voor. Ik heb weken achter elkaar een één stuk door zitten leren, want ik moest en ik zou een voldoende halen voor alles. Ik ben erg blij dat dit over is. Of toch niet?

Naar aanleiding van een onderzoek op alle HBO scholen in Nederland, bleek dat bij 15 van de 1200 opleidingen diploma's afgegeven werden die niet HBO waardig waren. Het kabinet was hiervan zo geschokt, dat ze direct maatregelen hebben genomen. Er komen onder andere centrale examens op kernvakken en de controle op hbo-instellingen wordt verscherpt.Ik ben gevleid dat het kabinet laat zien dat ze het beste met ons voor heeft, maar ik ben toch een beetje sceptisch.

Ik vond het destijds vreselijk om centraal examen te moeten doen. Niet alleen omdat het zo als zo moeilijk werd beschouwd, maar ook de grote ophef eromheen. Dat soort dingen werd je een half jaar mee doodgegooid, waarna je knetterzenuwachtig was, om vervolgens voor een examen te zitten, waarvan je bij een groot deel al niets in kon vullen, omdat het je op een totaal andere manier geleerd werd. Studenten scoren over het algemeen onder hun kunnen op dit soort toetsen.

Ik ben naar Leeuwarden gegaan omdat ik dit een prachtige school vind. Leeuwarden heeft echt een eigen identiteit. Niet alleen als stad, maar ook Stenden heeft een eigen karakter. Er wordt les gegeven door middel van PBL, en de toetsen zijn echt karakteristiek voor deze school. Daarnaast word er continu gekeken hoe de school verbeterd kan worden, en zo ook de toetsen. Ik ben bang dat we dit gaan kwijtraken als er centrale toetsen zijn. Dan komt iemand, die compleet niets van de school weet, zeggen dat je het onderwijs moet aanpassen aan een bepaalde toets. Weg eigen identiteit. Weg unieke kennis die ik alleen op mijn school op kan doen.

Ik vind het goed dat men het onderwijs wil verbeteren, en de controles vind ik dan ook prima. Maar ik vind centrale toetsen geen oplossing. Het werkt in de praktijk niet goed als het op grote schaal gebruikt wordt. Daarnaast verlies je op deze manier het stukje extra dat elke opleiding heeft. De specialisatie waarom mensen net iets verder kijken voor een school. En dit zou ik heel erg jammer vinden.

maandag 25 januari 2010

Organisatorische rompslomp

afbeelding van een aantal klokkenDe Volkskrant is een tijdje geleden een actie begonnen om de problemen in het onderwijs in kaart te brengen. Ze hebben eerst met een 'panel van wijzen' een aantal knelpunten benoemd. Die lijst hebben ze online gezet waar iedereen kon aangeven wat ze de meest knellende problemen vonden en of er ook andere problemen waren. Die stemming, gecombineerd met de mening van het 'panel van wijzen' heeft geleid tot de volgende lijst van kernproblemen in het onderwijs:
  1. Er is op scholen te veel organisatorische rompslomp;
  2. Ouders en school zijn onvoldoende partners in onderwijs en opvoeding;
  3. De arbeidsvoorwaarden voor docenten moeten op de schop;
  4. In het onderwijs is te weinig maatwerk om recht te doen aan diversiteit;
  5. Talenten van lerenden worden onvoldoende ontwikkeld;
  6. Docenten hebben meer kennis, kunde en vaardigheden nodig.
Over elk van deze knelpunten zal een debat georganiseerd worden. Het eerste debat, over de organisatorische romslomp op scholen, zal dinsdag over een week plaatsvinden, op 26 januari, van 20.00-21.30 uur op het ROC ASA in Utrecht, Australiëlaan 25. Als je erbij wilt zijn, kan je een mailtje sturen aan onderwijsagenda@thiememeulenhoff.nl.

Ik ben eigenlijk heel benieuwd wat jullie vinden: vormt de organisatorische rompslomp op de scholen een bedreiging voor de kwaliteit van het onderwijs? En zo ja: wat zou er dan aan gedaan kunnen worden?

Ik herken het probleem wel: er is bijvoorbeeld voor docenten naast het geven van lessen veel te doen. Veel tijd gaat zitten in allerlei overleggen en overlegjes, met collega's, directies, met leerlingen en met hun ouders. En iedereen die wel eens vergadert weet dat niet elke vergadering even doelmatig is: soms kom je na twee uur tot de conclusie dat je eigenlijk geen steek verder bent gekomen. Ik vind het zelf daarom prettig om in vergaderingen te werken met een stipte èn krappe agenda, waarbij het verplicht is elke agendapunt af te sluiten met een besluit. Dat levert tijdsdruk op, maar daardoor het houdt me wel lekker scherp. En verder vind ik het belangrijk om tevoren duidelijk te hebben wie beslissingsbevoegd is. Dat kan héél veel discussie schelen ;-)

Veranderende richtlijnen vanuit Den Haag kosten ook vaak veel tijd, en scholen moeten steeds meer administratie doen: er moeten allerlei zaken bijgehouden en op papier gesteld worden. Volgens mij heeft dat minder effect op het werk van de docenten, maar wel op dat van directies. Mogelijk hebben die daardoor weer minder tijd om hun docententeam te ondersteunen, maar dat weet ik niet.

Met ICT zou het onderwijs zelf efficiënter ingericht kunnen worden, getuige dit rapport van het IVLOS. Ook Kennisnet heeft heel wat onderzoek laten doen over het rendement van ICT.

Wat ik ervan vind? Ik vind dat er inderdaad veel eisen gesteld worden aan het onderwijs. Maar ik denk dat dat soms ook te maken heeft met een ontbrekende (korte- en/of langetermijnvisie, waardoor elke verandering vraagt om uitgebreid onderzoek hoe die wijziging doorgevoerd kan worden. Als een school een duidelijke visie heeft, dan kan elke wijziging bekeken worden hoe die ingepast kan worden in het bestaande beleid en hoeft er niet elke keer nieuw beleid ontwikkeld te worden. Of dat voldoende druk van de ketel afhaalt, weet ik niet, maar ik ben er wel van overtuigd dat een heldere visie leidt tot minder werkdruk.

Afbeelding van Esthr, gepubliceerd onder CC-by-nc.

vrijdag 11 december 2009

XS=USE : toegankelijkheid en ICT

Het hoger onderwijs heeft er een nieuwe community bij: de Special Interest Group XS=USE, oftewel Access = Use. Deze groep gaat zich bezighouden met digitale toegankelijkheid + ICT-hulpmiddelen in het hoger onderwijs. ICT in het onderwijs kan het leven van studenten met een functionele beperking aanzienlijk vergemakkelijken: denk aan vergrotingssoftware voor mensen die een visuele beperking hebben of schermlezers die teksten voorlezen voor mensen met dyslexie. De andere kant van het verhaal is dat als bestaande ICT-middelen niet toegankelijk zijn voor mensen met een functionele beperking, het behoorlijk lastig wordt om te studeren. Er zijn echt een heleboel ELO's die met geen enkele screenreader te bekijken zijn, en ik hoef je niet te vertellen dat als je geen toegang hebt tot de ELO van jouw opleiding dat het dan behoorlijk lastig is om uit te vinden wat je voor de verschillende vakken moet doen. Er is op dit terrein nog heel veel te doen, weet ik uit eigen ervaring.

Daarom deze keer een oproep aan decanen/studieadviseurs, docenten en ICTO-medewerkers uit het hoger onderwijs: sluit je aan bij deze SIG. Bedenk dat uit onderzoek is gebleken dat 16,5% van de eerstejaars studenten in het Hoger Onderwijs een functiebeperking heeft en dat 50% hiervan belemmeringen ondervindt in het onderwijs. Denk niet dat je het doet voor een enkeling: om te beginnen is het aantal groot, maar - nog belangrijker - de maatregelen die je neemt komen ook vaak anderen ten goede. Als je sneeuw ruimt lijkt het logisch om eerst de trap naar de ingang van de opleiding vrij te maken van sneeuw omdat de meeste studenten immers langs die weg binnenkomen. Maar als je de roltraphelling vrij van sneeuw maakt kan ineens iedereen binnenkomen!

De eerste bijeenkomst van de SIG is maandag 14 december van 10.00-13.00. Je kunt dan uit de eerste hand horen met welke problemen een student te maken krijgt die een visuele en auditieve beperking heeft. De SIG is een gezamenlijk initiatief van SURFfoundation en handicap + studie. Wil je je inzetten voor dit onderwerp of wil je op de hoogte blijven van deze SIG, kijk dan voor meer informatie op de sites van SURFfoundation en handicap + studie.

Afbeelding bovenaan van hoyasmeg, gepubliceerd onder CC-by.

vrijdag 25 september 2009

Het nieuwe schooljaar beginnen

Toen ik - lang geleden - nog in de bibliotheek werkte vond ik het altijd leuk om met de deur open te werken en zo (stiekem) af te luisteren hoe het er in de verschillende klaslokalen aan toe ging. Met name in het begin van het jaar waren de verschillen vaak groot: er waren docenten die het nieuwe jaar met straffe hand begonnen om zo de leerlingen direct te laten dat er in hun lessen duidelijke grenzen werden gesteld. Die docenten waren soms een gang verderop nog te horen. Andere docenten waren veel minder streng, bijvoorbeeld omdat ze vonden dat leerlingen zelf tot de conclusie moesten komen dat het werken in een rustige omgeving prettiger en effectiever was.

Ik ken ook een docent die bij de eerste les van het schooljaar elke leerling een hand gaf. Dat was een redelijk goede ' overval-tactiek': leerlingen waren soms zo verbaasd dat ze er stil van werden. Soms pakte het ook anders uit: dan leverde het enorm geroezemoes op, maar in ieder geval had iedere leerling het gevoel dat hij ' gezien' was door de docent.

Er waren docenten die het jaar startten door de leerlingen te vertellen hoe zwaar het jaar wel zou worden en dat ze toch echt moesten rekenen op vele uren huiswerk voor hun vak, terwijl anderen de eerste lessen rustig aan startten en het werk voor de leerlingen doseerden in hapklare brokken.

Ik vond het als buitenstaander leuk om te observeren hoe iedereen zijn eigen manier had om kennis te maken met een nieuwe klas (of de kennismaking met een oude klas te vernieuwen) en om de orde in een klas voor het komende schooljaar te bepalen. Ik ben zelf van het type 'doe maar rustig aan en geef het de tijd' , maar ik weet uit ervaring dat dat niet altijd werkt. In de klas werkt het bij mij averechts als ik bij het begin te horen krijg wat me allemaal te wachten staat: dan haak ik al direct af. Maar als ik steeds kleine portiers werk krijg ben ik een harde werker en zal ik als regel mijn werk ruimschoots op tijd afhebben. Voor anderen werkt die aanpak averechts: ze starten pas als de druk hoog oploopt en dan is de opgelopen achterstand niet meer in te halen. Kortom: ik denk dat er niet één ideale aanpak is maar dat wat voor de ene leerling goed werkt, voor een andere leerling slecht uitpakt.

Ik ben heel benieuwd hoe jullie je opstellen aan het begin van het nieuwe schooljaar: wat doe je om je leerlingen te leren kennen en hoe breng je sfeer en orde in de klas? Lezen jullie tevoren alle leerlingendossiers of wisselen jullie informatie uit met collega's over de klassen die je dat jaar les gaat geven of wil je juist zo min mogelijk weten? Begin je het jaar met waarschuwingen en een stevige aanpak of neem je afstand en kijk je wat er ontstaat? Heb je speciale methodes om je klas te leren kennen?

Ik zou het erg op prijs stellen als jullie je aanpak met mij willen delen: misschien ontdekken we met ons allen wel de ideale start voor het nieuwe schooljaar!

Afbeelding van Marquette University, gepubliceerd onder CC-by-nc-nd.

woensdag 26 november 2008

Centraal beheer schooldocumenten

Scholen schrijven. Er wordt meer geschreven dan je zou denken. Er wordt geschreven aan 'de achterkant' van de school: verslagen van vergaderingen, brieven voor ouders, de schoolkrant, enz. Er wordt ook veel geschreven voor de voorkant, het primaire proces: een les of een serie lessen, toetsen, een project, een handleiding. Er staat veel in de methodes maar er wordt ook veel zelfgemaakt.

Wat mij opvalt is dat ik tot nu toe nog geen school ben tegengekomen die een structureel beleid voert over het beheer van deze, voor het primaire proces belangrijke, informatie. De informatie voor het secundaire proces wordt wel centraal beheerd, net als de informatie die naar buiten gaat: correspondentie naar ouders en andere partijen buiten de school. Maar zodra het informatie over het primaire proces betreft wordt het beheer vaak overgelaten aan de schrijvers zelf. Soms worden wel binnen secties wel bestanden uitgewisseld: er worden gezamenlijk toetsen gemaakt of je vraagt bij een collega of die misschien opdrachten heeft bij een bepaald onderwerp. Maar dat gaat meestal om ad-hoc samenwerking en is afhankelijk van de organisatie van de secties afzonderlijk.

Ik zie daarin een mooie taak voor de mediathecarissen van de scholen. Zij zijn immers in staat om informatie te structureren en te ontsluiten. Zou het niet ontzettend makkelijk zijn als op school een centrale databank is met toetsen van de afgelopen jaren, ontsloten op niveau en op onderwerp? Of een bestand waarin allerlei lesideeën te vinden zijn die je kunt vertalen naar je eigen lessen? Of handleidingen voor het schrijven van werkstukken of voor het gebruik van hard- en software, die telkens weer opnieuw gebruikt kunnen worden, eventueel aangepast voor het speciale doel waarvoor de handleiding gebruikt gaat worden?

Een school die dit soort zaken niet structureel organiseert doet zichzelf m.i. tekort: het gaat om documenten die in opdracht van school zijn geschreven en het is natuurlijk vreemd dat de toegang tot die documenten afhankelijk is van de werknemers afzonderlijk. Een ander gevolg van het ontbreken van centraal beheer is dat als een docent vertrekt die documenten die hij heeft geschreven veelal verloren gaan voor school. Met de verwachte vergrijzing van het onderwijs lijkt me daarom kennismanagement iets is dat hoog op de prioriteitenlijst van scholen moet komen te staan!

Afbeelding: D'Arcy Norman