Wat vaak gebeurt is dat scholen studiemiddagen organiseren en dan experts workshops en presentaties laten verzorgen. Mijns inziens wel een goede aanpak om een kleine groep mensen te inspireren, maar helaas blijft het daar dan vaak bij. Lang niet altijd komt het tot uitvoering van de ideeën en nog minder vaak worden de ideeën van de innovatieve voorhoede overgenomen door de collega's, waardoor op zich mooie projecten na verloop van tijd een stille dood sterven.
Ik denk dat het van groot belang is dat vernieuwing en verbetering van het onderwijs van binnenuit komt. Dat is geen nieuwe visie: ik zie op steeds meer scholen dat - naast workshops en presentaties van externe experts - ook interne experts - collega's - hun kennis delen. Ik ben daar erg enthousiast over: het is fijn om van je 'peers' te leren, om te laten zien welke expertise en ervaring je in huis hebt en als je een vernieuwing wil doorvoeren is het veel eenvoudiger om - vaak tussen de bedrijven door - een collega om hulp te vragen dan een externe expert die lang niet altijd aanwezig is op de momenten dat jij hem nodig hebt.
In alle gevallen is het belangrijk dat professionalisering plaats vindt op basis van een visie: hoe ziet op dit moment het onderwijs eruit, waar moet het naar toe en op welke gebieden is professionalisering noodzakelijk?
Wie het onderwijs wil verrijken met ICT kan voor professionalisering gebruik maken van één van de '23 Dingen'-cursussen. Deze cursus, die in eerste instantie is ontwikkeld voor informatieprofessionals in de VS (23Things), is vertaald voor de Nederlandse bibliotheken (23 Dingen), en vervolgens voor allerlei andere sectoren, waaronder het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs (23 Onderwijsdingen en 23 OVC-Dingen) en het hoger onderwijs (21eDingen).
Deze cursussen zijn beschikbaar onder een Creative Commons licentie en kunnen vrij gebruikt worden door onderwijsinstellingen. Natuurlijk kan je voor het geven van zo'n cursus een externe expert inhuren, maar dat is niet hoe deze cursussen opgezet zijn. Het is de bedoeling dat de cursus in groepjes van 4 tot 8 mensen gevolgd worden, onder leiding van een groepsbegeleider: een collega van de eigen onderwijsinstelling.
Deze begeleider hoeft zelf geen expert te zijn op het gebied van ICT in het onderwijs: daarvoor kan hij een beroep doen op de collega's in de onderwijsinstelling of - als niemand binnen de onderwijsinstelling de vraag kan beantwoorden, de cursuscoördinator. De taak van de begeleider is zijn collega's te stimuleren om met het materiaal aan de slag te gaan, onderling kennis te delen en eventuele (inhoudelijke of procesmatige) problemen te signaleren en die op te lossen. Als dat nodig is organiseert de begeleider overleg tussen de deelnemers van zijn groepje, extra bijeenkomsten of roept de hulp in van de cursuscoördinator.
De cursuscoördinator heeft tot taak een aantal centrale bijeenkomsten te organiseren (voor alle deelnemers aan de cursus), overleg tussen de groepsbegeleiders tot stand te brengen en vragen te beantwoorden die door de collega's binnen de eigen instelling niet beantwoord kunnen worden.
De 23Dingen-cursussen zijn behoorlijk omvangrijk en - zo heb ik ervaren - voor de meeste onderwijsinstellingen - teveel om als geheel aan te bieden aan de onderwijsgevenden. Ik zou daarom willen adviseren om als je zo'n cursus aanbiedt, eerst een selectie te maken uit het beschikbare lesmateriaal op basis van de onderwijsvisie van de onderwijsinstelling. Wat wil je bereiken met het inzetten van ict: wil je het onderwijs verbinden met de buitenwereld, competenties centraal stellen, onderwijs flexibeler maken, wil je dat leerlingen metacognitieve vaardigheden ontwikkelen of dat ze hun eigen kennis construeren?
Op basis van deze visie en op basis van de wensen van de groepjes (van een sectie, afdeling, jaarlaag) maak je een selectie uit het materiaal van een 23dingen-cursus. Niet minder van belang vind ik het dat dat dit materiaal aangepast wordt aan de onderwijsinstelling zodat de ict-mogelijkheden van de onderwijsinstelling (hardware en software) in de cursus verwerkt worden.
Ik zie een aantal voordelen aan deze aanpak:
- de in de school aanwezige expertise wordt optimaal benut doordat collega's van elkaar leren. Dit heeft als gevolg dat na afloop van de cursus de expertise niet met de externe expert uit de school verdwijnt, maar in de school aanwezig blijft.
- omdat het materiaal online beschikbaar is en de cursus in groepjes gevolgd wordt, kan optimaal afgestemd worden op de mogelijkheden (tijd en plaats) en (inhoudelijke) wensen van de cursisten,
- Omdat de 23dingen-cursussen onder een CC-licentie beschikbaar zijn en door zoveel verschillende organisaties zijn aangepast en verder ontwikkeld, is het materiaal vrij beschikbaar en het is relatief eenvoudig om het materiaal aan te passen aan de eigen wensen.
- Daarnaast maakt het brede gebruik van de 23dingen-cursussen het mogelijk om gebruik te maken van expertise van anderen die al eerder een 23dingen-cursus hebben gevolgd. Scholen in het VO en PO kunnen bijvoorbeeld contact leggen met de openbare bibliotheek in hun plaats om te kijken of zij een bijdrage kunnen leveren in het professionaliseringstraject. Ik denk hierbij zowel aan het helpen van de docenten om zich de stof eigen te maken als aan het helpen van leerlingen wanneer zij van hun docent/leerkracht de opdracht krijgen om met de ict-tools uit de 23dingen-cursus aan de slag te gaan.
Hieronder een 'glog' waarin ik mijn visie op het gebruik van de 23dingen-cursussen (in dit geval de cursus 23 OVC-dingen) heb samengevat.
Ben je geïnteresseerd in het lesmateriaal van de cursus, neem dan contact op met de OVC of een van de andere aanbieders van een 23 (of 21)dingen-cursus. Je kunt natuurlijk ook reageren via dit blog: dan zal ik proberen je in contact te brengen met de juiste mensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten