- zien van pornografische beelden
- ontvangen van seksuele toespelingen (sexting)
- ontmoeten van onbekenden na online contact
- online gepest worden (cyberbullying)
Dat geldt ook voor de andere aspecten die onderzocht zijn. Van de Nederlandse internetgebruikers van 9 tot en met 16 jaar zegt nog geen kwart online pornografische beelden te hebben gezien en zegt 15% (300.000 jongeren) seksuele boodschappen via het internet te hebben ontvangen (sexting). Een derde van de Nederlandse jongeren onderhoudt online contacten met onbekenden en 6% van hen ontmoet deze online contacten ook in het echt (90.000 jongeren). De meeste jongeren ervaren geen hinder van deze ervaringen, maar een kleine minderheid ervaart die wel. Jongeren geven aan het vaakst van streek te zijn door het zien van seksueel getinte beelden op het internet (5% van alle 9-16-jarige internetgebruikers oftewel 75.000 jongeren), gevolgd door het ontvangen van seksuele boodschappen (3%, 45.000 jongeren) en het persoonlijk ontmoeten van een online contact (0,5%, 7500 jongeren).
Uit het rapport Kinderen en internetrisico's van het SCP, Sonck & De Haan, 2011 |
Het rapport relativeert dus enerzijds de paniekberichten in de media; anderzijds wordt er de nadruk op gelegd dat het wel van belang is dat jongeren leren omgaan met media.
Een andere belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat er zowel voor ouders en onderwijs als voor vrienden (peer-to-peer teaching) een taak ligt om jongeren te begeleiden bij het gebruik van media. Dat kan op verschillende manieren:
- restrictieve begeleiding: regels, stellen van grenzen (technisch, content),
- actieve begeleiding: uitleg, advies,
- gezamenlijke mediabeleving: delen van online ervaringen,
- controlerende begeleiding: toezicht, monitoring.
De derde uitkomst van het onderzoek: 'internetvaardigheden verkleinen de risico's niet' lijkt in contrast met mijn tip om actief met leerlingen aan de slag te gaan met media. Een mogelijke verklaring van deze uitkomst die in het rapport wordt gegeven is dat kinderen die (technisch) vaardig zijn met internet daarvan ook meer en 'extremer' gebruik maken en daardoor meer risico's lopen. De vraag is of kinderen die ook hebben geleerd (positief) kritisch na te denken over hoe je omgaat met media, dezelfde risico's lopen. In het onderzoek wordt dit helaas buiten beschouwing gelaten: alleen de technische vaardigheden van de doelgroep zijn onderzocht. Het zou fijn zijn als dat in een volgend onderzoek aan de orde zou kunnen komen.
Wat heb je nu als leerkracht/docent aan dit onderzoek?
Allereerst geeft het onderzoek je een beeld van de aantallen kinderen die risico's lopen bij het gebruik van media en de mate waarin ze zelf aangeven last te ondervinden van de nadelige gevolgen ervan. Je zou het onderzoek kunnen gebruiken om met leerlingen het gesprek aan te gaan over hun gebruik van internet. Hoe gebruiken de leerlingen in de klas internet en hebben zij wel eens problemen gehad bij het gebruik ervan? Door de kinderen zelf onderzoek te laten doen, kunnen ze o.a. leren:
- hoe je met behulp van ict een onderzoek kan doen,
- wat het verschil is tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek,
- hoe je vragen kan stellen zonder dat je daarbij de ondervraagde een bepaald antwoord in de mond legt,
- hoe je de uitkomsten van een onderzoek kan verwerken in tabellen in grafieken,
- hoe je gegevens kan samenvoegen en zo conclusies kan trekken die betrekking hebben op verschillende subgroepen/subsets,
- hoe en waar je de uitkomsten van het onderzoek kan presenteren,
- welke risico's het gebruik van media met zich meebrengt, enz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten