Die laatste uitspraak is me altijd bijgebleven omdat hij zo beeldend is. Maar makkelijk is het natuurlijk niet, om elke leerling zijn eigen leerroute te laten bepalen. Dat vraagt heel wat van leerlingen (die moeten zich bewust worden van wat ze willen weten), van de docent (die de leerlingen moet helpen zijn leervragen te formuleren, moet helpen zoeken naar een bij de leerling en de leervraag passende didactische werkvorm en vervolgens de leerling moet begeleiden op dat pad) en de schoolorganisatie (hoe plan je dat allemaal in de tijd en in de beschikbare ruimte?). Wie op deze manier onderwijs wil realiseren zal daar behoorlijk in moeten investeren.
Maar volgens mij kun je ook zonder rigoreuze veranderingen proberen om je onderwijs meer toe te snijden op de maat van de verschillende leerlingen door het onderwijs in parallelklassen op verschillende manieren (volgens verschillende leerstijlen) aan te bieden. Zo zou je bijvoorbeeld leerlingen kunnen aanbieden dat de lessen volledig in het Engels gegeven worden en de nadruk ligt op het spreken van de taal terwijl in de andere klas gebruik wordt gemaakt van de bestaande methode waarbij een deel van de les in het Nederlands gegeven wordt. Voor de technische vakken zou je één parallelklas de leerlingen vooral experimenten kunnen laten doen waarbij ze ervaren hoe iets werkt; in een andere klas doen de leerlingen onderzoek en in de derde parallelklas wordt stap voor stap de leerstof uitgelegd.
Je zou leerlingen elk jaar kunnen vragen om per vak een keuze te maken welke manier van leren het beste bij hen past. Je maakt op die manier leerlingen bewust van het bestaan van verschillende leerstijlen en ze kunnen ervaren welke leerstijl het best bij ze past. Je kunt zo ook recht doen aan de verschillen tussen docenten: nu wordt als regel per sectie gekozen voor één methode en de individuele voorkeuren en didactische mogelijkheden van de docenten worden maar heel beperkt benut. Als je het onderwijs in parallelklassen verschillend aanbiedt kunnen docenten die een van de gebruikte methode afwijkende aanpak voorstaan daarmee aan de slag.
Van belang lijkt mij daarbij dat de school tegelijkertijd onderzoek doet naar wat de aanpak oplevert: leren leerlingen beter, prettiger, zijn ze gemotiveerder als ze een keuzemogelijkheid hebben hoe ze leren? En hoe pakt het uit voor hun docenten? Welke voorwaarden moet een school creëren om deze aanpak te realiseren? Bij dat onderzoek zou je leerlingen kunnen betrekken, bijvoorbeeld door ze voor hun profielwerkstuk een deelonderzoek uit te laten voeren.
Ik realiseer me dat ook deze manier van werken wel wat vraagt van leerlingen, docenten en school. Maar ik ben ervan overtuigd dat het ook iedereen wat op zal leveren. Want niet alleen dragen niet alle leerlingen op 16 jaar schoenmaat 40, er is volgens mij ook geen enkele verkoper die alleen schoenmaat 40 wil verkopen!
4 opmerkingen:
precies wat ik al jaren zeg; ieder kind leert op een andere manier.
@Karin,
Dat kinderen allemaal op een eigen manier leren is al jaren bekend. Alleen we doen er niet zoveel mee in het onderwijs: het is lastig om in een klas alle leerstijlen aan bod te laten komen. Vandaar dat ik voorstel om klassen samen te stellen op basis van overeenkomstige leerstijl: ik denk dat je op die manier wel kunt inspelen op de verschillende leerstijlen van leerlingen.
@Margreet: je kunt in hoeken werken met 'clubjes' kinderen die op hetzelfde niveau zitten of in dit geval dezelfde leerstijl hebben. deze hoeken kun je laten circuleren, dus reken activiteit doen en daarna met je clubje kinderen naar de andere tafel voor taal. etc.
@Karin,
Ja, voor het po is dat inderdaad mogelijk. Maar voor het vo is werken in hoeken niet gebruikelijk; daar zou je gebruik kunnen maken van parallelklassen.
Een reactie posten