donderdag 26 mei 2011

Popplet; interactieve mindmaptool







Door: Martijn van den Berg
Ik probeer zelf altijd nieuwe manieren te zoeken om te presenteren. Totnogtoe zie je zeer vaak dat powerpoint, en de laatste tijd ook prezi veel gebruikt wordt. Maar dat zijn nog maar twee programma's, kan dat niet anders? Dat is de vraag die ik mezelf continu stel. Eigenlijk lijkt bijna iedere presentatie op elkaar, en ik wil altijd er uit springen, zodat mijn presentatie mensen bijblijft. Die zoektocht bracht me laatst bij popplet.

Popplet is een tool waarmee je een mindmap kan maken in de vrije zin waarin een mindmap bedoeld is: je gebruikt hierbij niet alleen woorden, maar ook plaatjes, of zelfs YouTube filmpjes. Je begint in het midden met de kern, en bouwt in verschillende vakken eromheen alles wat je denkt met dit onderwerp te maken te hebben.

Vervolgens maak je een presentatie: je sorteert alle vakken, en kiest de volgorde in welke je ze wilt presenteren, en voila, een presentatie is geboren. Het voordeel aan Popplet is dat het erg simpel werkt. Geen gedoe met opmaak en waar je het precies wilt hebben. Daarnaast is het een heel erg mooie manier om de verschillende onderwerpen in een presentatie te structureren.

Ik vind Popplet een mooie nieuwe tool, en deze ga ik zeker in de toekomst meer gebruiken. Wat echter wel heel erg belangrijk is om rekening mee te houden, is dat er niet één tool is die bij alle presentaties past. Iedere tool is weer nuttig voor een bepaalde soort presentatie. Het is net hou je het zelf invult. Daarom is het belangrijk altijd te bedenken wat je nu eigenlijk wilt vertellen, en vooral: wat zou jij willen horen als je zelf in het publiek zou zitten. En creativiteit is altijd meer dan welkom in dit soort gevallen.

woensdag 25 mei 2011

Games voor wie vakantie heeft of wil leren

logo Creative Game Challenge 2010-2011Voor sommigen is het de komende 2 weken (HePi) vakantie. Anderen gaan dan gewoon door met hun werk: omdat de lessen op school gewoon doorgaan of omdat ze hun werk zo inspirerend/leuk/belangrijk vinden dat ze daar ook in hun vrije tijd mee bezig willen zijn. Daarom vandaag een tip waar zowel de harde werkers als de mensen die willen genieten van een paar dagen rust hun voordeel mee kunnen doen: de inzendingen van de Creative Game Challenge 2010-2011 staan online en kunnen door iedereen gespeeld worden!

Ik heb de afgelopen week rondgekeken wat deze wedstrijd, waarin leerlingen dit jaar werden uitgedaagd om een game te maken rond het thema 'water', heeft opgeleverd. Ik ben er erg van onder de indruk. Niet alleen zijn er heel veel inzendingen dit jaar (113!): ik ben ook onder de indruk van de kwaliteit en de diversiteit. Er zijn puzzelgames, shooters, role-playing games (RPG), platformgames en adventures, inzendingen in 2D en 3D, er zijn games die puur zijn bedoeld als ontspanning en games die je ook (!) kunt gebruiken voor de les, games over water en over ijs, games die zich afspelen boven water en in het water en er zijn games die gaan over water, games die je kunt spelen en games waarbij je daarnaast ook je eigen levels kan ontwerpen, games waarin een gebrek aan water centraal staat en games waarin juist de overvloed van water het probleem is dat opgelost moet worden, er zijn singleplayer en multiplayer games. Feitelijk is er teveel om op te noemen. Je moet het gewoon zelf ervaren!

Heb je tijd de volgende week voor een spel, neem dan een kijkje op de site met de inzendingen van de Creative Game Challenge van dit jaar, verbaas je over wat leerlingen hebben gemaakt dit jaar en laat je verrassen door de geleverde kwaliteit. Zoek naar games die je kan gebruiken in je les, bijv. aardrijkskunde, maatschappijleer, scheikunde of (omdat veel games Engelstalig zijn) voor het vak Engels. Vind je niks van je gading dan kan je ook nog kijken of de (winnende) inzendingen van vorig jaar (over dieren) voor jouw vak relevanter waren.

Je kunt ook je leerlingen eens een paar spellen laten spelen en dan met ze in gesprek gaan over wat games voor hen betekenen, hoe zij staan t.o.v. games waarin een bepaalde boodschap wordt overgebracht (bijv. een ideologie of juist reclame), wat zij belangrijk vinden voor een goede game, of ze gamen een sociale activiteit vinden of juist niet, of ze gamen iets vinden voor jongens, voor meisjes of voor allebei en voor jong of oud. Er is genoeg om over uit te wisselen en eventueel een onderzoek op te zetten (waarbij misschien in de les wiskunde aandacht besteed kan worden aan hoe e.e.a. statistisch in beeld gebracht kan worden). Zo word je al pratend, overleggend en onderzoekend mediawijs met zijn allen. En wie weet is het voor jouw leerlingen de aanleiding om volgend jaar mee te doen met de Creative Game Challenge!

N.B. Morgen schrijft Martijn nog een blogje en dan gaan ook wij een 'HePi-blogvakantie' houden. Dat betekent dat je weer een van mijn hand kunt verwachten op 14 juni.

dinsdag 24 mei 2011

Physion: simulaties voor natuurkunde maken of gebruiken

screenshot logo PhysionHet is alweer heel wat jaartjes geleden dat ik natuurkunde had en ik ben dan ook veel vergeten van die lessen. Maar één les heb ik nog scherp op het netvlies staan: de les waarin de leraar vertelde over behoud van impulsmoment. Dat ik die les onthouden heb is omdat de docent daarin liet zien wat het verder nogal abstracte begrip inhield door op een draaistoel te gaan zitten en zich daarop rond te laten draaien, waarbij hij afwisselend de benen en armen strekte en boog. Het was niet zo sierlijk als de pirouette van een kunstschaatser, maar het maakte op mij in ieder geval wel zoveel indruk dat ik de les - en de wet van behoud van impulsmoment - tot op de dag van vandaag heb onthouden. Ook al heb ik misschien niet alle finesses van de wet doorgrond: mijn interesse was zeker gewekt en nog altijd zal je mij met fascinatie zien kijken naar een gyroscoop of een Powerball die door sommigen wordt aangeraden als middel tegen RSI/CANS.

Maar niet iedere docent zal het leuk vinden om zo op een stoel rond te draaien. En soms heb je meer nodig om te laten zien hoe iets werkt. Een prachtige tool om natuurkunde-simulaties te maken is Physion. Met Physion kan je allerlei mechanicawetten demonstreren: wrijving, zwaartekracht, hoeksnelheid enz. Je kunt met Physion objecten maken met verschillende vormen, waarbij je vervolgens aangeeft wat de natuurkundige eigenschappen zijn daarvan, bijv. hoe zwaar dat object is, wat de wrijvingscoëfficiënt is of (bij een veer) wat de veerconstante is. Als je Physion download krijg je een bibliotheek met een aantal bruikbare simulaties voor de wiskundeles. Je kunt die simulaties bewerken of natuurlijk heel nieuwe simulaties maken.

Je kunt Physion gebruiken als docent om iets te laten zien, maar nog leerzamer is het als je leerlingen vraagt om zelf een simulatie te maken met Physion. Het programma is niet moeilijk in gebruik; wel zal het voor sommige leerlingen makkelijk zijn als de in het programma gebruikte Engelse termen vertaald worden naar het Nederlands.

Als je leerlingen hebt die handig zijn met programmeren, dan kan je ze ook laten werken met de scriptingtaal van Physion. Ga eens praten met de informaticadocent (als je school dat vak aanbiedt): misschien zijn er leerlingen die als eindopdracht voor dat vak je kunnen helpen bij het maken van een serie simulaties. De tool biedt heel veel mogelijkheden (zie bijv. ook dit filmpje over het maken van een simulatie van magneten m.b.v. Physion), dus als je de goede mensen bij elkaar brengt, dan zijn de mogelijkheden legio.

Jezelf als demo neerzetten van een natuurkundewet blijft voor mij de meest aansprekende manier om je les te illustreren, maar als dat niet mogelijk is dan is Physion een goed alternatief ;-)

maandag 23 mei 2011

Picocrickets

afbeelding van een doos PicocricketsIn januari bood ik op dit blog een paar techno-gadgets aan: een Swinxs en een set Picocrickets: een setje sensoren, die aangestuurd worden door software (Scratch) waarmee kinderen (vanaf een jaar of 10) zelf een programma schrijven. De Picocrickets heb ik toen uitgeleend aan Michel Boer, leerkracht en ict-coördinator op OBS Theo Thijssenschool. Hij schreef onderstaand verslag. Eerdere verslagen van het gebruik van de Picocrickets zijn geschreven door Brigit Moonen en Kathelijne Russcher.

In aansluiting daarop: is er nog iemand die met zijn/haar leerlingen wil experimenteren met de Picocrickets? Ze zijn weer beschikbaar. De enige voorwaarde is dat je naderhand een stukje schrijft voor dit blog waarin je je ervaringen (positief of negatief) deelt. Laat een reactie achter in dit blog als je geïnteresseerd bent of stuur je een mailtje. Mijn e-mailadres vind je hier.

Afbeelding hierboven van jeanbaptisteparis, gepubliceerd onder CC-by-sa.

Van Michel Boer

Margreet van den Berg deed een oproepje of iemand picocrickets wilde uitproberen. Ik had het al een keer op een website gezien en stond op de lijst voor een ICT leskist maar helaas was toen te weinig budget. De kans om het eens uit te proberen.

De set die in ontving bestaat uit een doos met diverse blokjes, snoertjes, touwtjes, veertjes en een CD met bijbehorende software. Mijn eerste gedachte was dan ook wat je hier nu weer mee moest doen. Al snel begreep ik dat de blokjes de picocrickets waren; een klein computertje dat je kan programmeren met de bijbehorende software PicoBlocks.

Na installatie van deze software en wat experimenteren, heb ik toch maar even de handleiding erbij gepakt om te bekijken hoe het nu werkt. Eenmaal werkend blijkt het principe heel eenvoudig te zijn. Met de picocricket kan je lampjes laten branden, geluiden maken of iets laten draaien. De software is netjes verdeeld in deze drie mogelijkheden. Als ik een lampje aangesloten op de Picocricket feller willen laten branden, dan sleep ik een lampje in het programmeervak en stel de lichtsterkte in. Dit bouw ik na met de picocricket, starten en het werkt.

Leuker wordt het natuurlijk als het lichtje pas gaat branden als het donker wordt. Dat kan met een sensor en een flow. De laatste is een visueel gemaakt stukje ‘statement’, bijvoorbeeld ‘if then else’ of ‘repeat until’. De programmeurs onder ons herkennen dit direct. Een flow plaats je op de picocricket met een bijbehorende conditie. In dit geval een sensor die aangeeft hoe donker is. Deze programmeer je ook weer (zie plaatje) en uitvoeren maar.

screenshot programmeren met Scratch
De software heeft ook mogelijkheden om bewerkingen als groter dan.., kleiner dan of gelijk aan te detecteren. Ook noem ik de mogelijkheid om grafieken te tonen van de waarden die sensoren hebben gemeten. Voor een ex-programmeur is de software allemaal zeer logisch opgezet en eenvoudig in gebruik.

Maar het is natuurlijk niet bedoeld voor mij, maar voor kinderen (maar ik voelde me ook even weer kind toen ik ermee mocht spelen). Uiteraard heb ik een aantal leerlingen met de picocrickets laten spelen. Zij hadden al wat ervaring met de mindstorm (robot van lego) dus begrepen ze al snel de mogelijkheden van de software. Daarna werden er leuke dingen gebouwd om de picocrickets heen.

Picocrickets vind ik echt een aanvulling in het onderwijs. Kinderen leren logisch na te denken hoe zij bijvoorbeeld een lampje willen laten branden als je in je handen klapt. Nadenken welke sensoren je nodig je hebt, in welke volgorde ze moeten staan en op welke actie ze moeten reageren. Het leert kinderen ook dat heel veel techniek om ons heen, bestaat uit dit soort stukken code. Het lijkt zo gewoon dat een cv-ketel aanslaat als de temperatuur te laag wordt. Maar als je het zelf kan bouwen dan gaat het leven en blijkt het opeens een stuk ingewikkelder te zijn dan wat knopjes op een doosje.

donderdag 19 mei 2011

Learners of the 21st Century

Door: Martijn van den Berg
Het zal niemand verbazen als ik zeg dat social media op dit moment heel erg groot zijn. Volgens onderzoek gebruikt 76% van alle mensen social media, en bedrijven maken daar dapper gebruik van. Een van die bedrijven is Kennisnet. Deze willen ook meer te weten komen over het effect van social media, en hebben daarom aan YoungWorks gevraagd om een onderzoek in te stellen. Doel van het onderzoek is om te testen hoe jongeren social media gebruiken en hoe juist jongeren zich dit eigen maken.

21 Jongeren in de leeftijdscategorie van 15-25 jaar doen samen aan dit project mee. Ik ben er één van, maar met mij nog veel mensen. Allemaal hebben ze iets met social media te maken. Allemaal wonen ze 4 bijeenkomsten bij, waar gepraat wordt over social media, om zo bruikbare praktijkcases naar boven te halen. Daarnaast krijgen we allemaal opdrachten en vragen tussendoor.

Ik was meteen omver toen ik gevraagd werd. Naast dit creatieve experiment, is het natuurlijk ongelofelijk leuk om van andere mensen te leren, aangezien social media zo ongelofelijk in opkomst is. Volgende week is de eerste bijeenkomst. Ik ben benieuwd! Misschien nog wel een onderwerp dat voor meer blogjes vatbaar is.

woensdag 18 mei 2011

Animaties voor de les

logo ExplaniaWie leerstof uit wil leggen doet er goed aan dat op verschillende manieren te doen. Hoe meer manieren je gebruikt om iets uit te leggen, des te groter de kans dat de leerlingen de stof begrijpen en dat het blijft hangen. Gerard Westhoff, emeritus hoogleraar didactiek moderne vreemde talen, vergeleek het leerproces eens met een flipperkast: hoe vaker het balletje ergens tegenaan rolt, des te hoger de score.

Gisteren heb ik een aantal sites genoemd waar videomateriaal te vinden is dat je kunt gebruiken in je les. Animaties zijn in feite getekende filmpjes. Je ziet steeds vaker dat ingewikkelde zaken worden uitgelegd met animaties. Ik vind zelf de animaties van Common Craft over allerlei web 2.0 tools erg verhelderend. Van veel van die animaties vind je op de site Dotsub een vertaling.

Een serie gratis te gebruiken en voor het onderwijs zeer bruikbare animaties vind je op Explania: een Vlaams bedrijf dat heel hard aan de weg timmert met hun animaties. Hier vind je o.a. animaties over software (veel over de Officepakketten van Microsoft) en over hardware en netwerken. Animaties over fotografie vind je terug in de categorie Hobby. Ook in de categorie technologie vind je handige animaties voor je les.

Leuk om in de les te laten zien (met een beamer of een digibord) en/of om in de ELO te zetten zodat leerlingen het thuis (nog eens) kunnen bekijken!

N.B. Het woord 'animatie' wordt ook nog wel eens gebruikt voor een simulatie: een animatie waarbij je zelf kunt ingrijpen in het verloop van de animatie (zoals bijv. van Walter Fendt, voor natuurkunde). Wat de juiste benaming is voor het een en ander vind ik niet interessant maar duidelijk zal zijn dat dit leidt tot een andere manier van leren, dan alleen kijken naar een (getekende) film. Gebruik ze dus rustig naast elkaar: laat dat balletje maar rollen in de flipperkast!


Hoe werkt het hart? - Explania

dinsdag 17 mei 2011

Filmpjes in de les

afbeelding van een oude filmprojectorZoals beloofd vandaag aandacht voor het zoeken van filmpjes die je kunt gebruiken in je les. Waar kan je ze vinden en hoe kan je ze gebruiken?

De meest bekende site om filmpjes te vinden is natuurlijk YouTube. Een prachtige site met heel veel mooi materiaal. Denk niet dat er alleen maar grappige filmpjes op staan: er is voor het onderwijs heel veel interessant materiaal te vinden. Zoek maar eens op woorden als 'grammatica', 'natuurkunde' of 'WOII': dat levert veel bruikbare filmpjes op. Wil je niet het hele filmpje gebruiken maar alleen een fragment, dan kan je o.a. gebruik maken van TubeChop.

Een andere mogelijkheid die YouTube biedt is het volgen van mensen of (onderwijsorganisaties) die filmpjes uploaden in een eigen kanaal. Er zijn verschillende universiteiten en hogescholen die een eigen YouTube kanaal hebben (bijv. de OU, de RUG, TUDelft en pabo Edith Stein), de omroep heeft verschillende kanalen (bijv. Schooltv-weekjournaal en Hoezo Radio) maar ook de Onderwijsinspectie, Scholierentv met filmpjes over allerlei beroepen, Werelddocent met informatie over wereldburgerschap en van Uitlegklas, een kanaal met filmpjes over wiskunde. Het loont de moeite om eens een avondje rond te kijken op YouTube, een account aan te maken en je dan te abonneren op relevante kanalen en de filmpjes die je leuk vindt op te slaan als favorieten.

Maar YouTube is natuurlijk niet de enige site met filmmateriaal: er zijn er veel meer. Wil je snel een groot aantal sites met filmmateriaal doorzoeken, dan is de zoekmachine Dik.nl een aanrader. Daarmee doorzoek je in één keer maar liefst meer dan 30 bronnen.

Er zijn sites die gespecialiseerd zijn in instructiefilmpjes, bijv. eHow, Wonderhowto en het Nederlandstalige Hoe moet dat dan. Ook op de site van Technopolis en van Willem Wever vind je een heleboel filmpjes waarin uitleg wordt gegeven over allerlei onderwerpen. Op de YURLpagina 'Bekijk het maar' vind je nog veel meer instructiefilmpjes over allerlei verschillende onderwerpen. Een mooi overzicht van filmpjes over technische onderwerpen vind je op de site Kinderpleinen.

Er is binnen YouTube een categorie gecreëerd waarin video's voor het onderwijs worden verzameld: YouTube-Edu. Een soortgelijke site is TeacherTube. Hier vind je niet alleen video's, maar ook lesbrieven, werkbladen en presentaties. Helaas Engelstalig, dus niet voor iedereen toegankelijk, maar wel erg de moeite waard is de Khan Academy, met videolessen over o.a. wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie en economie. Wil je nog meer materiaal dat speciaal gemaakt is voor het onderwijs, dan is het de moeite waard om te zoeken naar screencasts, bijv. over Engelse grammatica op YouTube, Screenr (via Google) of Screencast-O-Matic.

Er zijn ook gratis toegankelijke, Nederlandse verzamelingen speciaal voor het onderwijs, bijv.:
  • Teleblik (toegankelijk voor scholen via een - gratis- Entree-account,
  • Academia (toegankelijk voor het hoger onderwijs),
  • Schooltvbeeldbank. Als je daar een clip vindt met daarachter 'plus', dan is er bij die clip speciaal lesmateriaal gemaakt: een werkblad, een quiz of links naar relevante sites.
De omroepen hebben veel materiaal dat net speciaal voor het onderwijs is, maar wel erg de moeite waard, bijv.
Ter afsluiting van dit overzicht nog de tip om een kijkje te nemen op Leraar24: videomateriaal (met aanvullende informatie) voor leraren die meer willen weten over de onderwijspraktijk.

Afbeelding van markrabo, gepbuliceerd onder CC-by-nc-sa.

maandag 16 mei 2011

Beeldmateriaal voor in je les

afbeelding van een geïllustreerd (Arabisch) boekBijna elke leraar doet het wel eens: zijn eigen lesmateriaal maken. Leuk, want je kunt het afstemmen op de actualiteit, wat je zelf boeiend vindt en natuurlijk de mogelijkheden en interesses van je leerlingen. Lastig ook want waar een uitgever van lesmateriaal contacten heeft met allerlei vormgevingsbureaus, tekenaars, fotografen en andere 'beeldmakers', moet jij het doen met de beeldmaterialen die - gratis - voorhanden zijn. Meestal zal je daarvoor op internet op zoek gaan naar bruikbare beelden. Maar die mogen, zoals we allemaal inmiddels wel weten, lang niet altijd gebruikt worden voor lesmateriaal. In deze blogpost daarom aandacht voor het zoeken naar statisch beeldmateriaal voor lessen. In een volgende blogpost ga ik in op het zoeken naar dynamisch beeldmateriaal: films.

Als je op zoek bent naar statisch beeldmateriaal voor je les, dan doe je er goed aan te zoeken naar materiaal dat gepubliceerd is onder een Creative Commons licentie. Dat is materiaal dat je vrij mag gebruiken (soms alleen voor niet-commerciële doeleinden), mits je de naam van de maker erbij vermeld. Afbeeldingen die gepubliceerd zijn onder een Creative Commons licentie kan je o.a. vinden via:
  • Google Afbeeldingen Advanced Search (allerlei beeldmateriaal: tekeningen, foto's, cartoons enz.. Kies bij 'Gebruiksrechten' voor 'gelabeld voor hergebruik'). Sinds vorige week biedt Google een nieuwe optie hierbij: nadat je gezocht hebt, kan je het materiaal laten sorteren op onderwerp. Google zet dan de afbeeldingen die passen in een bepaalde context bij elkaar. Zoek je bijvoorbeeld op de term 'hart' en laat je dat door Google sorteren op onderwerp, dan wordt het gesorteerd in o.a. de categorieën hart mens, menselijk hart, zwart hart, hart liefde, rood hart, hart tekening enz.
  • Yahoo advanced Search (evenals bij Google alle soorten statisch beeldmateriaal)
  • Flickr Advanced Search (fotomateriaal. Kies bij '©/Creative Commons' voor 'Only search within Creative Commons-licensed content'),
  • Zoek naar beeldmateriaal op de Wikipedia's uit alle landen met de Wikimediacommons zoekmachine. Ook dit materiaal mag vrij gebruikt worden, meestal met als voorwaarde dat de naam van de maker vermeld wordt.
  • Everystockphoto: een zoekmachine voor vrij te gebruiken fotomateriaal, o.a. te vinden op Flickr. Handig van deze site is dat bij iedere afbeelding duidelijk wordt vermeld wat de licentie is,
  • Morgue File: een verzameling foto's van creatieven voor creatieven. Dat betekent dat bij de meeste foto's het accent ligt op de kunstzinnige waarde en minder op educatieve mogelijkheden of nieuwswaarde. Maar dat betekent zeker niet dat er niets bruikbaars tussen zit!
  • Pics4Learning, een collectie foto's die in het onderwijs gebruikt kunnen worden,
  • In de Open Clip Art library en in Clip Art ETC vind je vrij te gebruiken tekeningen,
  • Het UK Centre for BioScience heeft een verzameling van afbeeldingen die vrij gebruikt kunnen worden voor onderwijskundige doeleinden. De collectie kan o.a. doorzocht worden op trefwoord en op onderwerp,
  • Digital Saskatchewan heeft bijna 9000 foto's die geschikt zijn voor het onderwijs,
  • De foto's op de sites Picapp en Ga Het Na (van het Nationaal Archief) kan je niet (gratis) downloaden, maar je krijgt er wel een link waarmee je ze in je leermaterialen kan embedden. Het nadeel daarvan is natuurlijk dat als de foto weggehaald wordt van de site, die ook verdwijnt uit de les die je hebt gemaakt. Maar die kans is niet zo heel groot en de collecties zijn te mooi om er geen gebruik van te maken.
Wil je nog meer portals met vrij te gebruiken beeldmateriaal? Kijk dan eens op de wiki Copyright friendly Images, Wikimedia Free Image Resources of Pepermunt.net.

Tot slot een aantal tips.
  • Bedenk tevoren wat voor materiaal je wilt hebben. Zou een particulier een foto gemaakt kunnen hebben van het onderwerp? Dan is het handig om te zoeken bij Flickr. Maar als je een tekening wilt hebben van het menselijk lichaam, dan kan je beter http://www.blogger.com/img/blank.gifterecht bij de Advanced Search van een zoekmachine zoals Google of Yahoo.
  • Als je op zoek bent naar beeldmateriaal dat ook in andere landen gebruikt wordt in de les (bijv. afbeeldingen van het menselijk lichaam, afbeeldingen van apparaten, historische afbeeldingen) zoek dan niet alleen met Nederlandse zoektermen, maar gebruik ook Engelse, Franse of Duitse zoektermen.
  • Vergeet niet de naam van de maker te vermelden bij de afbeeldingen. Als regel is dat verplicht maar het is voor de makers natuurlijk ook leuk om hun naam genoemd te zien en misschien ook een stimulans voor hen om nog meer van hun materialen onder een Creative Commons licentie ter beschikking te stellen van anderen.
  • Wil je foto's delen met anderen of bewerken (verkleinen, een uitsnede maken, iets toevoegen of weghalen) en weet je niet hoe dat moet? Op Pepermunt.net vind je waar en hoe je dat kunt doen. Een erg handige site!
Tot slot: als je wilt dat ook mensen met een visuele beperking je les goed kunnen bekijken, dan is het slim om een afbeelding te voorzien van een z.g. 'alt-tag': een tekst die je te zien krijgt wanneer je met je muis over het plaatje beweegt. Daarmee maak je niet alleen je materialen beter toegankelijk voor mensen met een functionele beperking: het materiaal wordt ook beter vindbaar en de gebruikersvriendelijkheid beter. Digitale toegankelijkheid is nu al een verplichting in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs en in het universitair onderwijs. Laten we niet wachten tot dat ook verplicht wordt in de andere sectoren, maar er nu alvast mee aan de slag gaan!

Veel succes!

Afbeelding van docman, gepubliceerd onder CC-by.

woensdag 11 mei 2011

Planning! Maar hoe?

Door: Martijn van den Berg
Op dit moment zijn we op school bezig met de grootste groepsopdracht op de hele opleiding. Een hele klas (12 studenten) worden verdeeld in verschillende groepjes van twee of drie studenten. Elk groepje vertegenwoordigt een afdeling binnen een hotel, en de algemeen directeuren zijn verantwoordelijk voor het eindresultaat. De groepsopdracht bestaat uit twee delen: een deel waar iedere groep hetzelfde maakt en een deel waar iedere groep iets anders maakt wat tot een geheel gevormd wordt.

Ik ben nu op het punt waar het eerste deel ingeleverd moet worden. En nu al zie je grote verschillen in werkwijze. Ik probeer zelf altijd op tijd te beginnen, me aan de planning te houden en dan het liefst een dag van tevoren alles af en ingeleverd te hebben. Maar er zijn ook mensen die een week van tevoren beginnen of zelfs alles binnen twee dagen af proberen te hebben. Is er in dit geval een goede en een slechte werkwijze?

Ik zou intuïtief zeggen dat het verspreiden beter werkt. Op deze manier kan je van tevoren nog alles nakijken, en in de praktijk komen hier ook de beste resultaten uit. Maar we zijn in Nederland, waar de gemiddelde student tevreden is met een voldoende, dus de mensen die op het laatste moment alles doen, hebben gewoon een aantal weken zich nergens zorgen om hoeven te maken. Ze moeten alleen wel kunnen aanpoten op het laatste moment om alles in orde te krijgen.

Wat ik eigenlijk zelf het belangrijkste vind binnen een groepje, is dat alle groepsgenoten op één lijn zitten wat betreft planning. Ik zou met niet comfortabel voelen als ik in een groepje zou zitten die alles op het laatste moment afwerkte, en andersom. Als je dan het gevoel hebt dat je door de late start een echt resultaat hebt behaald, kan je tenminste jezelf een schop onder je kont geven, in plaats van dat je de hele tijd de groep vooruit geschopt hebt, en alsnog een slecht resultaat hebt.

Media: van alle tijden

Alweer een tijdje geleden zag ik onderstaande video waarin het verhaal van de Exodus wordt verteld aan de hand van (nagemaakte) Twitterberichten, zoekopdrachten, Facebookprofielen enz. Ik geniet erg van dat soort prachtige anachronismen waarin de meest moderne middelen ingezet worden om een verhaal te vertellen dat zich al lang geleden heeft afgespeeld. Zo te zien ben ik daarin niet de enige: het filmpje is - op het moment van schrijven - al meer dan 2 miljoen keer bekeken!

Je kunt dit soort filmpjes bekijken, maar je kunt ze ook maken. Daar valt veel van te leren: de maker van het filmpje over de Exodus zal het verhaal zeker goed kennen en hij zal zeker ook de nodige kennis hebben over moderne media. Het maken van zo'n film is dan ook een prachtige opdracht om leerlingen mediawijs te maken èn tegelijkertijd te leren over een schoolvak. Voor geschiedenis een filmpje over de gebeurtenissen die leidden tot de Vrede van Utrecht, over de overgang van censuskiesrecht naar algemeen kiesrecht, voor KCV een filmpje over deel van de Illias of de Odyssee, voor Engels een filmpje over Romeo and Juliet en voor aardrijkskunde een filmpje over het ontstaan van de continenten (daarvoor kan je ter inspiratie de trailer van Ice Age gebruiken ;-) ) en voor biologie een filmpje over de werking van het centrale zenuwstelsel of de spieren.

Door tevoren aan te geven uit hoeveel scènes het filmpje mag bestaan en hoeveel media erin verwerkt mogen worden, kan je de opdracht zo uitgebreid maken als je zelf wilt. Laat je leerlingen een compleet Facebookprofiel maken van de hoofdpersoon (al dan niet met behulp van dit Google-sjabloon) of maken ze alleen historische tweets? Of laat je ze voor de scènes alleen gebruik maken van zoekopdrachten, bijvoorbeeld met behulp van Google Search Stories, waarbij je in 6 zoekopdrachten een verhaal vertelt?

Om je leerlingen mediawijs te maken is het van belang ze niet alleen het filmpje te laten maken, maar ook om met ze het gesprek aan te gaan welke informatie zij achterlaten op het net. Zijn zij zich ervan bewust dat zoekopdrachten opgeslagen kunnen worden, dat je Facebook erg blij maakt door ze te vertellen wat jij leuk vindt en dat je door het invullen van een test spam kunt krijgen waar je helemaal niet op zit te wachten? Vraag ze eens of zij zelf voorbeelden kennen van plekken op internet waar de informatie die je moet invullen gebruikt wordt voor andere doelen dan je in eerste instantie zou verwachten. Door in de klas daarover te praten, helpen ze elkaar (en jou) verder. Handig, want zelfs ervaren mediagebruikers vallen wel eens in kuilen die anderen (voor de grap) voor hen graven .....!

Afbeelding van tweet, gemaakt door Patrick Kelly, afkomstig van de website Historical Tweets.


dinsdag 10 mei 2011

Grenzen overschrijden, of niet?

Screenshot Can You Fix ItGrensoverschrijdend gedrag: daar lijken vooral pubers patent op te hebben. Dat doen ze niet alleen op school, maar ook in hun privé-leven. Grensoverschrijding door groepsdruk, grensoverschrijding in een relatie, digitale grensoverschrijding, grensoverschrijding buiten relaties en problemen rondom eerculturen. Grenzen overschrijden hoort er natuurlijk bij als je jezelf ontwikkelt, maar je moet er wel voor zorgen dat dat niet leidt tot blijvende schade.

Over dit soort zaken gaan we daarom (ook) op school met jongeren in gesprek: om ze zich ervan bewust te laten zijn dat bepaald gedrag risico's met zich meebrengt en hoe ze kunnen voorkomen dat ze in de problemen komen. Makkelijk is het niet, om dit soort gesprekken te voeren: het risico is groot dat je als volwassene buiten spel wordt gezet door de leerlingen als iemand die niets van het leven weet, die overal bang voor is of omdat ze je betweterig vinden.

IJsfontein heeft, in opdracht van Rutgers Nisso Groep en SOA AIDS Nederland, een serie videogames gemaakt, Can You Fix It, over grensoverschrijdend gedrag van jongeren. In het spel bekijk je een film waarin jongeren keuzes moeten maken, bijv.: welke informatie geef je weg als je iemand hebt leren kennen op MSN, wat doe je als je in de disco je eerst een drankje aanbiedt en dan vervolgens te dicht bij je komt, hoe pak je het aan als je wilt vrijen met je vriendin en wat doe je als je vriendinnen je uithoren over je uitje met je vriend? De speler moet het moment waarop het fout kan gaan in de film herkennen. Dan kan je aangeven welke keuze de speler moet maken. Daarmee bepaal je hoe de film afloopt: krijg je een happy end of zit de speler aan het einde van de film in de knoei?

Bij het maken van de games heeft IJsfontein een aantal uitgangspunten geformuleerd:
  • Wees positief: zorg voor handelingsperspectief voor de jongere (zelf of met hulp van anderen), praat over oplossingen,
  • oordeel niet: zorg dat jongeren hun eigen normen kunnen toetsen en waar nodig zelf bijstellen,
  • Hou geen preek: vertel niet hoe het moet, maar stuur aan op eigen inzicht,
  • Erken de verschillen tussen jongens en meiden,
  • Erken de verschillen tussen jongeren,
  • Maak het makkelijk,
  • Maak het aantrekkelijk.http://www.blogger.com/img/blank.gif
Wil je op basis van deze games met leerlingen in gesprek gaan, dan is het goed om je aan diezelfde uitgangspunten te houden.

De serie games Can You Fix It bestaat uit 10 filmpjes. Bij de meeste filmpjes kan je zelf kiezen welke rol je wilt spelen: die van het jongen of het meisje of vriend of vriendin. De filmpjes duren maar een paar minuten, maar leveren genoeg gespreksstof om er een lesuur (of meer) mee te vullen. Je kunt ze gebruiken als introductie op of als voorbeeld bij op een onderwerp of vak (seksuele voorlichting, veilig internet).

De games zijn gelanceerd in november 2010; vorige maand is de serie bekroond met een Spinaward (beste interactieve video concept) en genomineerd voor een Esprix Award (gedragsbeïnvloeding).

Voor wie veel met jongeren te maken heeft en met ze in gesprek wil gaan over hun gedrag, voor de les, als mentor of als vertrouwenspersoon, vind ik deze games een aanrader. Je kunt er meer over lezen op de site van IJsfontein of natuurlijk: zelf spelen!

maandag 9 mei 2011

Zin in een quiz?

screendump MegaQuiz EditorLeren op school betekent soms stampen. Begrippen en formules leren, weten hoe de botten in je lichaam heten, wat de eigenschappen zijn van bepaalde stoffen: het zijn zaken die je gewoon moet leren. Niet leuk, maar wel noodzakelijk: het kost teveel tijd als je alles steeds moet opzoeken.

Er zijn gelukkig steeds meer verschillende manieren om - met behulp van ICT - feitjes te leren of kennis te automatiseren. Wie bijvoorbeeld woordjes moet leren heeft een geweldig hulpmiddel in het programma WRTS (waarmee je ook onderweg in de trein je woordjes kunt oefenen), wie moet leren rekenen kan zijn hart ophalen op Rekenweb.

Een andere manier om feitjes te leren is het spelen van een quiz. Door eerst vragen te formuleren en later die - samen met anderen - te oefenen in een quiz herhaal je de stof spelenderwijs net zo lang tot je die voldoende beheerst om te winnen (of een voldoende te halen voor je repetitie). Er zijn verschillende programma's om quizzen te maken. Sinds kort is er een nieuw (gratis te downloaden) programma om je eigen quiz mee te maken: MegaQuiz.

Met MegaQuiz kan je quizzen maken waarmee je een aantal spelers om de beurt, eventueel binnen een bepaalde tijd, vragen laat beantwoorden. Er zijn vijf verschillende soorten vragen:
  • Tekstgebaseerde multiple-choicevragen (3 antwoordmogelijkheden), al dan niet voorzien van een afbeelding,
  • Geluidsvragen, waarbij je een geluid te horen krijgt en moet kiezen uit 3 antwoordmogelijkheden,
  • Plaatjesvragen, waarbij je een afbeelding te zien krijgt met daarbij een vraag (bijvoorbeeld: 'wat is de naam van dit onderdeel van het spijsverteringsstelsel' of 'welke van deze afbeeldingen klopt niet?'). Ook hier krijg je drie antwoordalternatieven,
  • Woordraadselvragen. Hierbij zijn de letters van een woord door elkaar gehusseld en moet je raden wat dat woord is. Als extra hulp kan deze vraag voorzien worden van een afbeelding of een tekstuele hint. De speler typt het juiste antwoord in,
  • Spellingsvragen. hierbij krijgt de speler een woord een geluid te horen en moet hij zelf het antwoord intypen. Dit type vraag is niet alleen bruikbaar om woorden te laten spellen maar ook bijvoorbeeld om leerlingen geluiden te laten herkennen (dierengeluiden, muziek enz.).
Elk vraagtype biedt de mogelijkheid van feedback bij het geven van een fout antwoord, zodat de speler weet waarom het antwoord fout is en hij een volgende keer het goede antwoord kan geven. Per goed beantwoorde vraag krijgt een speler één punt; beantwoordt een speler 3 vragen achter elkaar goed, dan krijgt hij een puzzeltje (fotopuzzel of galgje op basis van de vragen uit de quiz) waarmee hij 3 bonuspunten kan verdienen.

Bij het spelen van een quiz bepaal je hoeveel spelers er zijn, hoeveel vragen elke speler krijgt en of er tegen de klok gespeeld wordt of niet. Je kunt een aantal leerlingen een MegaQuiz tegen elkaar laten spelen op de computer of je kunt het klassikaal doen en dan teams formeren en de quiz op het digibord laten zien. Je kunt de quiz natuurlijk ook gebruiken om de kennis van leerlingen te toetsen: ze moeten dan een screendump inleveren waarop te zien is dat ze boven een bepaald aantal punten hebben gescoord.

Wordt feitjes leren nu leuk door het maken en spelen van een quiz? Ik denk dat als je dat aan een leerling vraagt het antwoord lang niet altijd positief zal zijn. Maar leren wordt er wel gevarieerder door en daardoor minder saai, en door leerstof op verschillende manieren aan te bieden, beklijft kennis wel beter. En dat is natuurlijk wel winst!