vrijdag 16 mei 2008

Onderwijs moet aansluiten bij de leerlingen

Het wordt vaak gezegd: het onderwijs moet aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Een leuke gedachte die de meeste mensen wel onderschrijven, maar hoe geef je daar nu vorm aan? Betekent het dat je de leerlingen elke dag achter de computer moet zetten? Moeten ze hun eigen leervragen formuleren? Er is veel over geschreven en een aantal grote didactici hebben er hun visie op gegeven. Desondanks wil ik hier variatie op de aanpak van anderen beschrijven, vanuit mijn ervaring om leerlingen zelf te betrekken bij het onderwijs.

Ik denk namelijk dat het voor mij als volwassene onmogelijk is om een goed beeld te hebben van de leefwereld van onze leerlingen. Er is, denk ik, niet zoiets als één leefwereld: die varieert per regio, per school, per klas, per leerling. Bovendien is die niet statisch maar voortdurend aan verandering onderhevig. Ik denk dat het een onbegonnen zaak is om die leefwereld zelf in beeld te krijgen: daar hebben we de hulp van de leerlingen zelf bij nodig.

Om een idee te krijgen van wat leerlingen bezig houdt zou ik ze graag aan het begin van het jaar willen vragen wat ze doen in hun vrije tijd, welke baantjes ze hebben of ambiëren, wat hun drijfveren zijn, en wat ze denken dat ze over een jaar of 3 of 5 bezig houdt. De mentor van de klas krijgt die informatie in handen en zorgt ervoor dat op basis van die informatie voor elke leerling ten minste één les of lessenserie wordt samengesteld. Natuurlijk gebeurt dat in overleg tussen de docent en de leerling. De leerling licht zijn dossier toe en de docent geeft aan hoe zijn vak de leerling kan helpen om zijn doel te bereiken. Dat laatste is heel belangrijk: de les moet de leerling iets leren waarmee hij verder kan met zijn ambities en niet een het overdragen van kennis die de docent belangrijk vindt maar de leerling niet.

Is je hobby paardrijden dan kan de docent wiskunde bijvoorbeeld een les samenstellen over allerlei wiskundige figuren die bij de dressuurproeven gereden moeten worden. Staat surfen bij een leerling hoog op de lijst? Dan ligt een natuurkundeles voor de hand waarbij in kaart wordt gebracht welke krachten op de surfplank worden uitgeoefend bij het surfen en hoe je de plank dus beter kunt beheersen. Ben je meer het type dat ervan houdt om te reizen? Dan wordt er een les gemaakt over hoe je je kunt redden in de outback van Australië. Enzovoort: bij elke hobby of ambitie valt wel een les te bedenken.

Op deze manier wordt een beroep gedaan op de kennis van de docent: hij moet er immers voor zorgen dat de verplichte lesstof in een jaar afgehandeld wordt. Het vraagt behoorlijk wat creativiteit om bij de vragen van de leerlingen zo te benaderen dat ze passen in het curriculum. En voor die lessen is natuurlijk geen kant-en-klaar materiaal: dat moet ontwikkeld worden.

Een tweede voordeel van deze aanpak lijkt mij dat het kansen biedt aan leraar en leerling om samen te werken en van elkaars expertise te leren. Daarnaast kan het een goede manier zijn voor leerlingen om elkaar te leren kennen: wat zijn nu eigenlijk de drijfveren van die leerling die meestal stil in een hoekje zit, waar gaat de leerling voor die direct na de lessen op zijn fiets naar huis gaat en wat is het toekomstbeeld van de studiebol in de klas? Die interesse kan overigens natuurlijk alleen maar bloeien als er een veilige sfeer is in de klas, dus daarin is voor het docententeam een belangrijke taak weggelegd.

Deze aanpak vraagt een behoorlijke investering van het onderwijs: leerlingen moeten gestimuleerd worden om te vertellen over hun drijfveren, de dossiers die het oplevert moeten verdeeld worden over het docententeam, er moet overlegd worden met leerlingen en lessen moeten ontwikkeld worden. Geen geringe klus in het toch al behoorlijk volle takenpakket van de meeste scholen en docenten. Maar als het nu eens inspirerender werk oplevert voor docenten en meer motiverende lessen voor de leerlingen, zou het dan niet de inspanning waard zijn?

Geen opmerkingen: