dinsdag 16 juni 2009

Plasterk en co snappen het niet

Ik hoor er de laatste tijd steeds vaker mensen over praten. Serious games zouden ingezet kunnen worden om het lerarentekort aan te pakken. Het idee schijnt te komen van Plasterk en zijn ministerie. Tijdens de conferentie Innovatiekracht Onderwijs beloofde hij het onderwijs 20 miljoen euro om het lerarentekort te bestrijden, bijvoorbeeld door de inzet van onderwijsassistenten en het gebruik van serious games.

Nou ben ik natuurlijk een grote voorstander van games in het onderwijs. Ik zie er heel veel mogelijkheden voor, zowel in het spelen van games als het bouwen ervan. Maar ik ben ervan overtuigd dat als je games goed wilt gebruiken in het onderwijs je daarvoor voldoende en goed gekwalificeerde docenten nodig hebt. Want een game spelen in de klas, dat heeft heel wat voeten in de aarde.

Een game spelen kan op 3 momenten in de les gebeuren: als inleiding op de les, als kern van de les en als afsluiting van de les. De games die Plasterk vermoedelijk voor ogen heeft zijn games die moeten dienen als kern van de les. Betekent dat dat een docent weg kan gaan nadat hij een inleiding op het spel heeft gegeven en pas terug hoeft te komen als zijn leerlingen het spel gespeeld hebben? Dat lijkt me niet de beste methode.

In het soort spellen waar Plasterk vermoedelijk op doelt wordt geleerd op een constructivistische manier. Leerlingen leren door kennis te 'construeren': leren is het resultaat van (denk)activiteiten van de leerlingen zelf. Tijdens dat constructieproces kan er van alles gebeuren. Soms komt een leerling voor een probleem te staan dat hij niet zelf kan oplossen, soms is de constructie die hij bouwt veel te complex (waardoor het teveel tijd kost), soms blijkt de constructie na verloop van tijd niet sterk genoeg te zijn (hij heeft zelf ezelsbruggetjes bedacht die later blijken niet algemeen geldend te zijn) en soms stort hij al in tijdens het bouwen omdat hij een schroefje vergeten is (hij begrijpt het verkeerd). En natuurlijk kan het ook nog zo zijn dat de constructie te simpel is voor de leerling waardoor hij niet uitgedaagd wordt.

Duidelijk zal zijn dat het heel wat inzicht en activiteit van de docent vraagt om leerlingen te laten leren door het spelen van games. De docent moet in de gaten houden wat de leerling leert en hoe hij het leert. Of hij vast komt te zitten en de moed kwijt raakt of dat hij extra uitdaging moet krijgen in het spel. De docent zal ervoor moeten zorgen dat er een transfer komt van wat in het spel geleerd is naar de leerstof en omgekeerd.

Leerlingen kennis laten construeren door het spelen van games kan dus niet zonder een docent. Hij is de architect en de aannemer; de leerling is de bouwer die uiteindelijk zelf in het huis mag wonen. En gelukkig zijn leerlingen heel slim: ze weten dat ze hulp nodig hebben bij het bouwen. Waren het niet (ook) leerlingen die bij de invoering van de 1040-urennorm vroegen om meer begeleiding?

Geen opmerkingen: