donderdag 24 mei 2012

Is bewijs wel nodig?

Gisteren was ik bij de de jaarlijkse conferentie over ‘Wat werkt met ict in het onderwijs’. Een meer dan overvol programma, vol met (onder andere) pitches over onderzoeken naar de toegevoegde waarde van ICT.

De uitkomsten van die onderzoeken waren gevarieerd: soms werd geen effect gemeten, soms werd positief effect gemeten en soms werd geconstateerd dat er te weinig gegevens waren om zinvolle conclusies te trekken. Wat me daarbij opviel was dat als geen effect werd gemeten, er steeds gezocht werd naar verklaringen voor het uitblijven van dat positieve effect. Ik kan me geen pitch herinneren waar gezocht was naar oorzaken voor het uitblijven van negatieve effecten van ICT-gebruik, terwijl ik denk dat (ook) daarvoor wel bewijs gevonden kan worden. Voor zover overigens van 'bewijs' gesproken kan worden: zoals Han van der Maas vertelde in zijn presentatie, is het voor het bewijzen van oorzaak en gevolg, nodig dat onderzoek gerandomiseerd en dubbelblind wordt uitgevoerd. Voor het onderwijs in feite een onhaalbare zaak.

We komen niet verder dan de constatering dat ICT leren leuker, beter, effectiever kan maken als dat wordt gedaan met een goed werkende ICT-toepassing, passend bij de behoefte van de leerling, met de juiste didactische aanpak, begeleid door een kundige docent, en aansluitend op de visie van de school. Tsja, en die conclusie kan ik ook trekken over het gebruik van het goede oude krijtbord, een flip-over, schriftjes, een rekenlineaal enz.

Voor mij was de conclusie van de dag dan ook dat het weinig zinvol is om te willen bewijzen dat ICT werkt. Ik denk dat dat helemaal niet nodig is omdat we het volgens mij in en buiten het onderwijs allang eens zijn over een drietal andere zaken:
  • het is van belang dat we variatie brengen in het onderwijs: we leren nu eenmaal allemaal op andere manieren en bijna niemand vindt het leuk om dingen altijd maar op dezelfde manier te doen. 
  •  ICT biedt mogelijkheden om variatie te brengen in het onderwijs.
  • omdat we onze leerlingen goed willen toerusten voor de maatschappij en omdat in de maatschappij op alle mogelijke manieren gebruik wordt gemaakt van ICT, moeten we in het onderwijs ook gebruik maken van ICT.
Als we het inderdaad hierover eens zijn, dan moeten we ICT gaan gebruiken in het onderwijs. Omdat leerlingen moeten leren om ICT te gebruiken en omdat het een middel is om variatie in het onderwijs te brengen. Het is zeker niet het enige middel en het is ook zeker niet altijd het beste middel, maar het is wel één van de middelen die ons ter beschikking staan. Wat het oplevert, hangt af van de omstandigheden waaronder het middel wordt ingezet.

Daarom wil ik me aansluiten bij de uitspraak van Alfons ten Brummelhuis van Kennisnet, dat het van het grootste belang is dat docenten leren wanneer ze welk middel moeten inzetten. Dat vraagt zowel kennis van didactiek als van de gereedschappen die gebruikt kunnen worden. Zoals een timmerman precies weet voor welke klus hij welk gereedschap moet inzetten: welke hamer hij gebruikt om een spijker in hout te slaan en welke om een wig in een gat te kloppen, zo moet een docent weten welk (ict-)middel hij in kan zetten om in verschillende onderwijssituaties het beste resultaat te bereiken. Om die vakkennis te verwerven moet een docent tijd krijgen: om te leren, te oefenen en om zelf materiaal te maken. En tijd om de opgedane ervaringen uit te wisselen met collega's: niet als bewijs dat het werkt, maar als voorbeeld van een manier waarop je ICT kan inzetten.

Een goede zaak dus dat Kennisnet nu met Hogeschool Iselinge het project ‘Het Leren van de Toekomst met de Pabo’ gaat doen. Als aankomende docenten al in hun opleiding leren hoe ze ICT-gereedschappen didactisch in kunnen zetten, dan kunnen ze als ze voor de klas staan de beste gereedschappen uitkiezen!

Afbeelding van Velo Steve, gepubliceerd onder CC-by-sa.

woensdag 23 mei 2012

Ingeblikte docent

Gisteren vertelde ik over de TedTalk van Paul Andersen, een biologiedocent aan de Bozeman High School in de VS. Om zelfstandig werken bij zijn leerlingen te stimuleren, heeft hij heel veel videolessen gemaakt, waarin hij de leerstof uitlegt. Die lessen kunnen zijn leerlingen gebruiken als hij er zelf niet is om uitleg te geven: een soort 'ingeblikte docent' dus. En natuurlijk heeft hij van dat maken van die videolessen ook weer een videoles gemaakt. Een erg duidelijke uitleg, vind ik zelf.

Helaas werkt Paul alleen met een Mac en niet alle software die  hij gebruikt is ook beschikbaar voor een windows p.c. Daarom heb ik geprobeerd om - min of meer - gelijkwaardige equivalenten te vinden van de tools waarmee hij werkt: Keynote (een diapresentatieprogramma), Omnidazzle (een programma waarmee je aantekeningen kan maken op je scherm), en Screenflow: een programma waarmee je vast kan leggen wat op je scherm te zien is, inclusief de beelden die opgenomen worden door de (ingebouwde) webcam en de geluiden die opgenomen worden via de (ingebouwde) microfoon van je laptop.

Om soortgelijke screencasts te maken als Paul, maar dan op een windows p.c., kan je bijvoorbeeld gebruik maken van de volgende programma's:
Er zijn natuurlijk nog veel meer tools te vinden, maar met deze set zou je aardig in de buurt moeten kunnen komen van de lessen zoals Paul die maakt. De lessen die je maakt, kan je de leerlingen tevoren aanbieden zodat ze zich kunnen voorbereiden op de les, of achteraf, zodat ze de les kunnen gebruiken als naslagwerk. Voor jezelf is het handig om de les digitaal te maken, zodat je later kan kijken hoe je het de vorige keer hebt aangepakt.



Afbeelding van ednl, gepubliceerd onder CC-by.

dinsdag 22 mei 2012

Gamification: niets nieuws maar wel steeds beter

Gamification - het toepassen van gamedesign-principes op niet-game-activiteiten - is hot. Grappig, vind ik, want het idee om van saaie, alledaagse activiteiten een spelletje te maken is al heel oud en wordt al jaren gebruikt in allerlei sectoren. Toen ik op de middelbare school zat, deed mijn docent Engels in de laatste les voor de vakantie als regel iets van een quiz (prijs: muntjes voor de koffie-automaat), bij de Efteling werd het weggooien van je snoeppapiertjes leuk gemaakt door Hollebolle Gijs ('papier hier') en met de Flipje van Tiel-puzzel (van de jam: bestaat die nog?) kon je leuke prijzen winnen.

Maar ik ben wel blij met alle aandacht voor gamification: niet omdat het nieuw is, maar omdat we steeds meer inzicht krijgen in hoe games werken en hoe spelplezier en flow (het helemaal opgaan in iets) ontstaan. En door de kennis over games toe te passen op onderwijs, kunnen we ons onderwijs verbeteren. Dat dat niet zonder slag of stoot gaat, bewijst dit verhaal van Paul Andersen, een docent in de VS. Hij 'verspelde' zijn biologielessen en liet leerlingen zelfstandig spelen/leren. Hij is enthousiast over het resultaat, maar signaleert ook een aantal problemen bij zijn aanpak van onderwijs:
  • als je leerlingen zelfstandig laat leren, kan je ze niet helemaal loslaten. Je moet erbij blijven om ze - waar nodig - te helpen de goede weg te vinden,
  • in een frontaal-klassikale les krijgen leerlingen de informatie aangereikt van hun docent, die de stof uit het leerboek smeuïg maakt, verklaart en voorziet van voorbeelden. Wanneer je leerlingen zelfstandig laat leren, ligt het voor de hand dat je ze zelfstandig teksten laat lezen. Maar leerlingen hebben vaak moeite met (kritisch) lezen. Je zult dus een andere manier moeten vinden om informatie aan te bieden of leerlingen moeten helpen om te lezen,
  • zelfstandig leren moet niet hetzelfde zijn als leren in je eentje: leren met en van elkaar maakt leren leuker en beter.
Ook hiervoor geldt (althans voor mijzelf): niets nieuws onder de zon. Maar wat ik heel belangrijk vind is dat Paul Anderson niet blijft steken in een juich-verhaal, net zomin als in een klaagzang dat innovatie niets oplevert. Hij eindigt zijn verhaal met het onderstrepen van het belang van het maken van fouten en daarvan leren: alleen dan kan je verder komen met wat je bezig houdt. En dat is dan ook precies waarom ik het  niet erg vind dat gamification in feite niet nieuw is: door steeds door te bouwen op ervaringen die eerder zijn opgedaan in allerlei sectoren, komen we - met vallen en opstaan - wel steeds verder. Eigenlijk net dus als in een game: wie experimenteert en fouten durft te maken, maakt grote kans het spel uit te spelen!

maandag 14 mei 2012

Burgerschap

Mediawijsheid is een term die door de Raad voor Cultuur in 2005 voor het eerst werd genoemd in een advies dat ze uitbrachten aan het Ministerie van OCW. Met dit woord bedoelden zij: "het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld".

De invoering van die nieuwe term betekende een verbreding van de term die tot dat moment werd gebruikt: media-educatie. Mediawijsheid had alles te maken met burgerschap: om in onze maatschappij volwaardig te kunnen participeren, is kennis van media voorwaarde.

Inmiddels is het al weer 7 jaar geleden dat de Raad voor Cultuur haar advies uitbracht. En ook al heeft mediawijsheid nog lang niet in alle scholen (en bij andere betrokken instanties) vorm gekregen, wel is er een algemeen bewustzijn dat het leren omgaan met en het gebruik van media iets is wat je niet vanzelf leert en waar we aandacht aan moeten besteden. En dat geldt ook voor burgerschap: veel scholen besteden er aandacht aan, maar er zijn maar weinig scholen die een visie hebben geformuleerd hoe ze dit onderwerp aan de orde laten komen. En daarbij denk ik dat we inmiddels niet meer alleen moeten denken over burgerschap in onze Nederlandse maatschappij, maar over burgerschap internationaal: wereldburgerschap.

Ik was daarom blij met de aankondiging van de Trainings- en netwerkdag Wereldburgerschap en Onderwijs die op 13 juni georganiseerd wordt door het NCDO in Amsterdam. Op het programma staat o.a. een sessie over ICT en internet. Op de trainingsdag zullen ook de resultaten gepresenteerd worden van een onderzoek dat door het NCDO is uitgevoerd naar wereldburgerschap in het primair en voortgezet onderwijs.

De bijeenkomst vindt plaats op op woensdag 13 juni en duurt van 14.00-19.00 uur. Er zijn plenaire en parallel(luister)sessies, er zijn doesessies en een informatiemarkt en tijdens het eten zijn er discussiesessies. Ruimte genoeg om kennis te halen en te delen.

Volgens de flyer is de bijeenkomst bedoeld voor 'iedereen met interesse in wereldburgerschap in het onderwijs'. Maar ik denk dat die ook van belang is voor iedereen die zich bezighoudt met mediawijsheid. Want mediawijsheid is echt onlosmakelijk verbonden met (wereld)burgerschap!

donderdag 10 mei 2012

Informatievaardigheden verwerven: hoe pak je dat aan?

Afgelopen week kreeg ik van een docent de vraag of er een uitputtende cursus is voor het aanleren van informatievaardigheden door leerlingen van het V(MB)O. Op zijn school willen ze daaraan meer aandacht gaan besteden. Een goede zaak, want zoals alle docenten wel weten zijn de vaardigheden van leerlingen op dat gebied vaak erg beperkt. Dat geldt voor alle fasen van het proces van informatievaardigheden: vanaf het afbakenen van de vraag, via het bepalen van bronnen, het inzetten van de juiste zoektechnieken tot aan het beoordelen van de gevonden informatie en het vermelden welke bronnen gebruikt zijn.

Toch zijn er - voor zover ik weet - weinig tot geen complete cursussen. Er zijn wel boeken over zoeken en vinden op internet, maar die zijn niet geschreven voor leerlingen in het VMBO. Bibliotheken hebben verschillende middelen om leerlingen te leren zoeken, zoals de Webdetective en Zoeken en Vinden van de Haagse bibliotheek, voor onderbouw, VMBO en HAVO/VWO. Maar Webdetective vind ik verouderd en beperkt in zijn aanpak en de webpagina's van de Haagse Bibliotheek bevatten wel tips, maar daarin zit verder geen opbouw. Er zijn wel heel veel voorbeelden van lessen waarin informatievaardigheden aan de orde komen. Deze zijn o.a. te vinden op de site Medialessen, via Wikiwijs (bijv. het mediawijsheidcurriculum van het Thorbeckecollege, waarin veel aandacht wordt besteed aan beeldbronnen) en op de site van Kennisnet.

Aparte cursus of integratie in de vakken?
Maar ik denk ook dat het verwerven van informatievaardigheden in één afgeronde cursus weinig zinvol is. Het risico is dan namelijk groot dat wat geleerd wordt in zo'n cursus door de leerlingen niet wordt toegepast in de andere settings en vakken, zoals je dat ook vaak ziet gebeuren wanneer studievaardigheden als apart vak wordt aangeboden aan leerlingen. Daarnaast is informatievaardigheden geen statisch vak, maar iets wat zich voortdurend ontwikkelt omdat informatie op steeds meer plaatsen aangeboden wordt en via steeds nieuwe routes toegankelijk wordt gemaakt. Daarom heeft het mijn voorkeur om informatievaardigheden gefaseerd (met een duidelijke opbouw) en geïntegreerd in het curriculum aan te bieden, als onderdeel van de 'gewone' vakken.

Om dat te kunnen doen moeten docenten afspraken maken welke vaardigheden ze op welk moment leerlingen bij willen brengen en hoe ze dat onderwerp ook elke keer weer aan de orde laten komen in de lessen en de producten die leerlingen moeten opleveren het toepassen van die vaardigheden een soort vaste routine wordt.

Voorbeelden van lessen:
1. Bepalen van de vraag en zoektermen
Om leerlingen te leren hoe ze hun vraag kunnen afbakenen, kan je in een les een woordspin met ze maken. De woorden uit deze woordspin kunnen ze vervolgens gebruiken bij het bepalen van zoektermen die ze (via Advanced Search) combineren met behulp van de logische operatoren AND, OR en NOT. Als oefening daarbij zou je ze één van de ‘Games with a purpose’ laten spelen, bijv. ESP. In dit spel geven twee spelers onafhankelijk van elkaar trefwoorden aan een plaatje dat ze te zien krijgen. Leerlingen ervaren dan hoe moeilijk het is om een goed trefwoord te bepalen en zelf een strategie bepalen wat goede trefwoorden zijn om op te zoeken.

2. Beoordelen van bronnen
Om leerlingen kritisch te laten kijken naar de zoekresultaten kan je ze bijv. zelf een website laten maken of een stukje laten schrijven voor Wikipedia of Wikikids. Daarmee leren ze dat niet alles wat op het web staat even betrouwbaar is, en ze leren hoe ze kunnen achterhalen hoe de teksten in Wikipedia en Wikikids tot stand komen. Je kan ze ook samen een verzameling favorieten laten aanleggen (bijv. met Diigo) voor een vak of voor een onderwerp uit de leerstof en ze daarbij een beschrijving laten maken van de websites die ze zelf goed vinden volgens een vast formaat (bijv: wie is de maker van de site, wat is de inhoud, wanneer is de inhoud voor het laatst aangepast). Anderen kunnen daar dan op reageren: vinden zij die website ook goed en waarom? Voorafgaand aan het bouwen van zo’n verzameling kan je met de leerlingen bepalen welke trefwoorden ze willen gebruiken: daarmee bouw je dan direct weer voort op wat ze daarvoor hebben geleerd.

3. Verantwoorden van bronnen
Een opdracht voor het verantwoorden van de gebruikte bronnen zou kunnen zijn dat leerlingen een werkstuk moeten maken dat helemaal bestaat uit teksten van anderen. Denk bijvoorbeeld aan een onderwerp als de VOC, een leesverslag of iets over de komende verkiezingen, waarover veel op het web te vinden is. Voor het schrijven mogen ze alleen teksten gebruiken van websites (bijv. van werkstukken.nl: die site gebruiken ze immers al lang), weblogs, wiki’s enz. of in boeken of andere uitgaven. Daarbij moeten ze wel steeds opgeven waar ze die tekst hebben gevonden. Daarnaast kan je ze vragen om bij tenminste 3 stukken tekst ook andere bronnen te noemen en daarbij aan te geven waarom ze die ene bron hebben genomen en niet de alternatieve bron. Daarmee beantwoorden leerlingen vragen als waarom gebruik je een website en geen weblog, wanneer geef je de voorkeur aan Wikipedia en wanneer aan een boek en grijp je dus weer terug op het beoordelen van bronnen.

Meer vaardigheden
Natuurlijk ben je er nog lang niet met bovengenoemde lessen: om leerlingen informatievaardig te maken zal je aan meer zaken aandacht moeten besteden, bijv. kennis van (de kwaliteiten van) de verschillende (web- en folio-)bronnen, het gebruik van databases, kennis van zoekmachines en de manier waarop deze de treffers rangschikken enz. Een mooie opbouw van zoekvaardigheden vond ik bij Google. Deze set is vrij uitgebreid en ik denk dat niet alle hierin genoemde vaardigheden op alle niveaus aan de orde moeten komen, maar het overzicht kan misschien wel dienen als basis voor een eigen plan.

Afbeelding van Go Local , gepubliceerd onder CC-by-nc-nd.

dinsdag 8 mei 2012

Terug van weggeweest

Het is een paar weken stil geweest op ons blog. Martijn is vertrokken naar Zuid-Afrika waar hij de komende 3 maanden een minor volgt voor zijn studie op de locatie van Stenden in Zuid-Afrika. Ik heb die kans aangegrepen om dat land te bezoeken omdat ik graag wil weten waar mijn zoon terecht komt. Daarnaast was het natuurlijk een prachtige gelegenheid om een kijkje te nemen in Zuid-Afrika, dat niet alleen overweldigend natuurschoon biedt, maar me ook fascineert door zijn cultuur en historie.

Inmiddels is Martijn begonnen aan zijn studie daar, en ik ben weer thuis, nog een nagenietend van (en peinzend over) wat ik heb gezien en beleefd. Ik  heb de draad van mijn werk weer opgepakt en zal vanaf vandaag ook weer gaan schrijven in dit blog. Martijn zal voorlopig waarschijnlijk geen bijdrage meer aan leveren: hij heeft het druk met zijn studie en natuurlijk ook met het leven in zijn nieuwe omgeving.

Ik ben van plan om - net als voorheen - in de lesweken 3 dagen per week een blogpost te publiceren. Op welke dagen ik ga publiceren weet ik nog niet: dat zal afhangen van de inspiratie die ik opdoe en van de tijd die ik heb. Je zult dus niet meer elke maandag, dinsdag, woensdag en donderdag hier een blogpost vinden, maar op 3 (wisselende) dagen van de week.