maandag 31 mei 2010

Memoryspel over internetgebruik

afbeelding van één van de plaatjes van het internetmemoryIk denk dat tegenwoordig op alle scholen in Nederland gebruik wordt gemaakt van internet. Veel scholen hebben een protocol opgesteld waarin staat beschreven wat leerlingen wèl en wat ze niet mogen. Maar in een protocol kan je natuurlijk niet alles vastleggen, en voordat je een protocol in gebruik neemt, zal je met de leerlingen willen doornemen wat er in het protocol staat en waarom die regels belangrijk zijn.

Je kunt daarvoor natuurlijk gewoon een open gesprek aangaan met de leerlingen: wat doen jullie op de computer, wat vind je leuk en wat niet, zijn er thuis regels over het gebruik van de computer en met wie heb je via internet contact? Sinds kort kan je dat gesprek ook voeren met behulp van memoryspel: het internetmemory, gemaakt door 4Pip. Het internetmemory bestaat uit een aantal kaartjes met daarop allerlei afbeeldingen die te maken hebben met internetgebruik: het spelen van online spelletjes, enge dingen die kinderen op internet kunnen meemaken (bijvoorbeeld een spelletje waar je ineens van schrikt), spulletjes kopen op internet (meubi oftewel meubels bij Habbohotel), dingen opzoeken op internet of iemand die je uitscheldt.

Het spel is bedoeld voor leerlingen van groep 5 en 6 van de basisschool. Bij het spel krijg je een kleurplaat die je kunt kopiëren zodat elk kind een exemplaar kan krijgen. je kunt de kleurplaat ook downloaden van de site, samen met de docentenhandleiding, waarin je tips krijgt wat je kunt bespreken bij welk kaartje. Erg leuk en handig vind ik dat 4Pip ook een computerversie van het spel heeft gemaakt, die je gratis kunt downloaden. Daarmee kunnen kinderen thuis met hun ouders het spel nog eens spelen zodat ook daar een gesprek op gang komt (of op gang wordt gehouden) over de leuke en minder leuke kanten van internet en welke afspraken je daarover kunt maken. Ze kunnen daarvoor ook de plaatjes van het memoryspel downloaden en die op kaartjes plakken. Geweldig dat 4Pip het spel op zoveel verschillende manieren aanbiedt, waardoor het voor iedereen bereikbaar wordt!

Tot slot een tip voor kinderen die het spel hebben uitgespeeld en al weer wat verder zijn: maak ook eens je eigen internetmemoryspel. Je kunt daarvoor bijvoorbeeld gebruik maken van deze tool van Digischool. Laat de kinderen daarvoor eerst een mindmap maken (bijv. met Bubbl.us) van de dingen die ze doen op internet en er daarna plaatjes bij maken of zoeken op internet.

N.B. Ik heb een papieren versie van het spel. Ik stel het beschikbaar voor de lezers van dit blog. Laat een reactie achter als je het wilt hebben, dan stuur ik het je op.

vrijdag 28 mei 2010

Engelstalige educatieve games

afbeelding van gamende leerlingenVaak krijg ik vragen over waar je educatieve spellen kunt vinden. Dat is inderdaad helemaal niet zo makkelijk: er zijn niet zo heel veel sites die bruikbare overzichten bieden en al helemaal niet als je gaat zoeken naar games die geschikt zijn voor het voortgezet onderwijs. Daarom hier een paar sites, waar ik nog wel eens leuke materialen vind:
Daarnaast zijn er natuurlijk nog heel veel sites met enkele games of sites met één game, maar met dit overzicht heb je al heel wat games bij elkaar.

Afbeelding van NJLA: New Jersey Library Association, gepubliceerd onder CC-by-nc-nd.

donderdag 27 mei 2010

Just Cause 2; gewoon daarom!

Door: Martijn van den Berg
Ik vind het geweldig om games te spelen. Waarom? Omdat ik me dan in een andere wereld kan zijn waar ik allemaal nieuwe mogelijkheden hebt. Het is eigenlijk net als het lezen van een boek, alleen dan kan jij bepalen hoe het het verhaal verder gaat. Sommige spellen nemen dit tot in het extreem. Een voorbeeld van zo'n spel is Just Cause 2.

Ik heb altijd het idee gehad dat je met een parachute alleen maar omlaag kon gaan. Maar volgens dit spel kan je, als je een stuntparaschute met een ninja-stijl grijphaak combineert, hiermee jezelf naar grotere hoogten parachuteren. Combineer dit met een groot prachtig landschap en het feit dat je overal naartoe kan, en je hebt een prachtig spel.

Maar even beginnen bij de basis. In Just Cause 2 ben je Rico, die naar het eiland Panau gestuurd wordt omdat zijn voormalig leraar het bedrijf waarvoor je werkt heeft verraden. Als je eenmaal daar bent, en bezig bent om de regering daar omver te werpen door samen te werken met de verschillende gangs, ontdek je dat dit complot veel dieper gaat dan eerst verwacht.

Naast het uitspelen van de vele missies is het naar mijn mening vooral leuk om te genieten van de vrije wereld. Het is namelijk ook doel om alle overheid gerelateerde gebouwen neer te halen, en alle auto- en wapenonderdelen op te pikken. Voor je hiermee klaar bent, ben je heel veel uren verder. En het leuke is: het wordt niet zo snel saai.

Just Cause 2 is een prachtig spel vol met mogelijkheden. De vrijheid voelt heerlijk, en het speelt geweldig. Dit spel heeft gezorgd en zal nog zorgen voor veel uren plezier.

woensdag 26 mei 2010

Relate-Create-Donate

afbeelding over donerenAl weer een tijdje geleden hoorde ik via Robert-Jan Simons over de Relate-Create-Donate filosofie van Ben Schneiderman. In die leerfilosofie pleit Schneiderman ervoor om in het onderwijs voor de huidige generatie altijd de volgende 3 componenten te verwerken:
  1. Relate: samenwerken in teams,
  2. Create: iets nieuws ontwikkelen,
  3. Donate: resultaten opleveren die zinvol zijn voor iemand anders.
Ik vind het een erg interessante filosofie omdat die gebaseerd is op een onderwijskundige visie en aansluit bij de leefwereld van jongeren van nu (ook al is het artikel al gepubliceerd in 1998).

Ik realiseer me dat de wedstrijden die ik in de loop van de jaren heb mee helpen organiseren, die punten als uitgangspunt nemen omdat daar altijd in groepen samengewerkt moest worden aan een nieuw te ontwerpen product en het eindresultaat (een - educatieve - game of website) gebruikt moet kunnen worden door derden.

Maar ook zonder wedstrijd kan je onderwijs maken dat op deze uitgangspunten gestoeld is. Je kunt daarbij het beste starten bij punt 3: het bedenken van 'zinvolle' producten waar anderen profijt van hebben. Die 'anderen' kunnen mensen zijn van binnen de onderwijsinstelling (medeleerlingen, docenten), maar ook mensen van buiten de onderwijsinstelling, zoals musea, het - toekomstige - beroepenveld van leerlingen, gemeente- of overheidsorganisaties enz.

Als je weet voor wie leerlingen of studenten iets gaan maken, is de volgende vraag wat ze gaan maken. Die vraag kan volgens mij alleen beantwoord worden in overleg met degene voor wie je iets gaat maken. Maak je iets voor anderen binnen de onderwijsinstelling, bijvoorbeeld voor leerlingen van volgende jaren, dan kan dat een website of een wiki zijn, maar ook een filmpje of een podcast, of toetsmateriaal. Laat je leerlingen iets maken voor iemand van buiten de onderwijsinstelling, dan zou je voor een goededoelenorganisatie een promotie-actie kunnen laten ontwikkelen, voor een museum een educatieve activiteit (eventueel in verschillende talen), of voor de gemeente een onderzoek laten opzetten en uitvoeren.

Om dit soort opdrachten uit te kunnen voeren, zullen leerlingen moeten samenwerken in teams. Dat is niet altijd makkelijk te realiseren: we kennen allemaal de groepjes waarin één of meer leerlingen hun werk niet doen of elkaar zelfs het leven zuur maken, of waarin geen sprake is van uitwisseling van kennis en inzichten maar waarin elke leerling een deeltaak doet die losstaat van het werk van de anderen. Samenwerking in teams vraagt goede begeleiding van de docent: er moet aandacht besteed worden aan de samenstelling van de teams, er moet aandacht zijn voor het sociale proces, de taken moeten goed verdeeld worden en de werkvormen moeten passen bij het werk dat gedaan moet worden. Een aardig overzicht van manieren waarop samengewerkt kan worden, vond ik op deze website.

Een voordeel van het maken van een product voor een externe partij, is dat die partij betrokken kan worden bij de inhoudelijke begeleiding. Daarnaast verhoogt het werken aan authentieke, zinvolle opdrachten de motivatie van de leerling, waardoor de kansen op succesvolle samenwerking stijgen.

Ik vermoed dat het grootste probleem van deze leerfilosofie is, dat het voor individuele docenten niet altijd makkelijk zal zijn om organisaties te vinden die enerzijds gebruik willen maken van de inzet, expertise en beschikbare tijd van leerlingen, en anderzijds willen investeren in hun begeleiding. Niet omdat die bedrijven er niet zijn, maar omdat je daarvoor een breed netwerk moet opbouwen buiten de school en docenten daarvoor als regel de tijd niet hebben. Ik wil er daarom hier voor pleiten om op elke school (en mogelijk per sectie, afdeling of jaarlaag) iemand te benoemen die zo'n netwerk gaat opzetten en beheren. Die persoon kan dan ook contacten leggen voor de maatschappelijke stages die vanaf schooljaar 2011-2012 voor alle VO-scholen verplicht zijn. Maar ik zou het zeker breder willen trekken dan alleen de stages: ook daarbuiten kan het netwerk benut worden: voor opdrachten voor leerlingen, voor uitwisseling van kennis en voor het werven van (gast-)docenten!

Afbeelding van Mindful One, gepubliceerd onder CC-by-nc-nd.

dinsdag 25 mei 2010

1 Swinxs kopen, erover schrijven en 3 weggeven

Klik hier om naar de website van Swinxs te gaanIn de vakantie kreeg ik de nieuwsbrief van Swinxs. In die brief werd een oproep gedaan aan bloggers om over de Swinxs te schrijven. Ik citeer uit de nieuwsbrief:
We zijn op zoek naar 25 enthousiaste Swinxsers die een maand lang hun avonturen met Swinxs bijhouden op hun eigen Swinxs-blog op de Swinxs website.

Een maand lang spelen met familie, vriendjes en vriendinnetjes, binnen, buiten, thuis of op school. Dit mag in woord, beeld en video. Hoe meer, hoe beter.

De vijf beste blogs mogen aan het eind van de maand maar liefst drie Swinxsen weggeven.
Ik ben een grote fan van de Swinxs, omdat het een apparaat is waarop heel veel games gespeeld kunnen worden. Voor wie het apparaat niet kent: Swinxs is een gameconsole voor binnen èn voor buiten: kinderen kunnen er allerlei ouderwetse spelletjes mee spelen waarbij veel bewogen moet worden, maar ze kunnen zich er ook door laten voorlezen of reken- of taalspelletjes mee doen. Bij sommige spellen staat competitie voorop; bij andere spellen gaat het meer om samen met iets bezig zijn. Er zijn spellen om de grove motoriek te verbeteren, en er zijn spellen om kennis te vergroten. Genoeg dus voor een heleboel toepassingen in het onderwijs.

Ik denk dat de Swinxs voor heel veel scholen een leuke toevoeging is op de andere leermiddelen en dit aanbod is misschien een leuke manier om voor elke bouw een eigen apparaat (dat overigens te koop is voor 150 euro) te krijgen. Koop één Swinxs, beschrijf een maand lang hoe je het gebruikt, en wie weet kan je daarna 3 apparaten weggeven aan je collega's van de andere groepen. Leuk toch??

N.B. Mocht je twijfelen: ik verdien niets met het schrijven van deze post. Mijn enthousiasme is dus niet gevoed door geld, maar wel doordat ik ermee heb gespeeld ;-)


vrijdag 21 mei 2010

SURFgroepen en samenwerken

afbeelding over samenwerkingIn 2005 maakte ik voor het eerst kennis met SURFgroepen: een samenwerkingsomgeving voor het hoger onderwijs. Ik organiseerde dat jaar voor SURFnet/Kennisnet de wedstrijd Make-a-Game, en we wilden voor de jury een plaats creëren waar we als organisatie konden samenwerken met de vakjury die de games ging beoordelen. Dat lukte toen niet: het werken met SURFgroepen was helemaal niet zo eenvoudig als het leek, en niet alles wat we wilden konden we realiseren.

Maar daarmee was mijn interesse in SURFgroepen niet voorbij: de tool werd eenvoudiger in gebruik (of ik leerde er beter mee omgaan), en steeds meer mensen in het hoger onderwijs maakten gebruik van de tool, waardoor ik steeds vaker in een SURFgroep te vinden was. Het werken met SURFgroepen biedt een aantal handige opties: je kunt er beeldmateriaal en documenten delen waarbij je per bestand kunt bepalen wie welke rechten krijgt en je kunt er een video-conferentie mee houden met anderen in je SURFgroep, met gebruik van (eenvoudige) webcams. Verder biedt een SURFgroep standaard een kalender en een wiki en een forum, je kunt er een enquête uitzetten en een planning maken voor de verschillende fasen in een project. Daarnaast kan je er allerlei bestaande web 2.0 tools embedden in een SURFgroep, alhoewel dat niet altijd even makkelijk lukt.

Begin dit jaar werd bekend dat SURFnet met ingang van januari 2012 de ondersteuning van SURFgroepen gaat stopzetten. Dat was voor mij een tegenvaller: ik begon net een beetje te wennen aan de omgeving. Alhoewel ik het zeker geen makkelijke samenwerkingsomgeving vind en SURFgroepen me soms te veel en soms te weinig mogelijkheden biedt, vind ik het wel handig dat SURFgroepen inmiddels aardig ingeburgerd begint te raken en dat je met één account toegang hebt tot alle SURFgroepen waar je deel van uitmaakt. Maar ik was niet de enige die teleurgesteld was: ik hoorde van vele anderen gelijke geluiden. Een reden dus om bij SURFnet te gaan vragen waarom ze deze dienst na 2011 niet langer ondersteunen en of ze tegen die tijd iets anders te bieden hebben. En gelukkig: dat hebben ze!

SURFnet heeft destijds besloten SURFgroepen als dienst aan te bieden omdat ze het hoger onderwijs een plaats wilden bieden waar door mensen uit het hoger onderwijs veilig samengewerkt kon worden. Achter die keuze staan ze nog steeds, maar inmiddels zijn er een heleboel samenwerkingsomgevingen die allemaal andere mogelijkheden bieden. Welke omgeving het beste is, hangt af van wat je wilt. Wil je samenwerken aan documenten die alleen voor jezelf zijn bedoeld, dan kan bijvoorbeeld Google Docs uitkomst bieden maar als je doel is om samen te werken aan een aantal samenhangende documenten die je wilt publiceren, dan kan werken in een wiki in een Sharepointomgeving zoals SURFgroepen handiger zijn. Wie alleen favorieten wil delen, maakt misschien wel het liefst gebruik van Delicious en wil je actuele berichten en beeldmateriaal uitwisselen, dan maak je wellicht graag gebruik van Ning (dat - voor wie het nog niet wist - met ingang van juli alleen nog als betaalde dienst beschikbaar zal zijn).

Ik maak zelf van al die omgevingen gebruik, met als gevolg dat ik talloze identiteiten bezit en evenzovele wachtwoorden. Bij het gebruik van alle gratis omgevingen ben ik wel op mijn hoede omdat de diensten natuurlijk niet echt gratis zijn: je 'betaalt' ervoor door naar allerlei reclames te kijken in die omgevingen en lang niet altijd is duidelijk wat er met je persoonsgegevens gebeurt. Erg lastig als je het zelf allemaal bij moet houden, ook al omdat aanbieders soms zomaar hun privacy-policy wijzigen, waardoor je in de omgeving van die aanbieder opeens alle settings moet aanpassen.

SURFnet is nu in dat gat gesprongen. In 2007 waren ze al gekomen met de SURFfederatie: een dienst die ervoor zorgt dat studenten en medewerkers van hogeronderwijsinstellingen zich met één account kunnen aanmelden bij diensten- en contentleveranciers op het internet. Tot voor kort was het aantal diensten dat binnen de SURFfederatie wordt aangeboden redelijk beperkt: het werd vooral gebruikt binnen hogeschool- en universiteitsbibliotheken en voor de eigen diensten van SURF. Maar daar komt nu verandering in. SURFnet gaat via de SURFfederatie ook samenwerkingsdiensten ontsluiten. Ze zijn daarvoor in gesprek met grote bedrijven als Google en Microsoft, en op termijn zullen ze zeker ook met anderen in gesprek gaan. Het overleg heeft al resultaten opgeleverd: op dit moment wordt binnen de SURFfederatie Google Apps aangeboden (met diensten als Google Docs en Gmail), en er zijn gesprekken met Microsoft Exchange Labs (van Microsoft Live@Edu).

De meerwaarde die SURFnet biedt door deze diensten aan te bieden binnen SURFfederatie is dat je met één account kunt inloggen bij allerlei diensten en - nog belangrijker - dat je privacy gewaarborgd is omdat het beheer van de accountgegevens die je invoert bij SURFfederatie bij de onderwijsinstelling ligt en niet bij de aanbieders van de diensten.

Naast deze dienst wil SURFnet het binnen de SURFfederatie mogelijk gaan maken om de samenwerkingsverbanden die je aanmaakt binnen de ene omgeving, te kopiëren naar een andere omgeving. Als ik dan bijvoorbeeld in Google Docs een samenwerkingsverband aanga, waarbij ik aan verschillende mensen verschillende rechten toe heb gekend, kan ik aangeven dat ik binnen een andere dienst binnen de SURFfederatie wil samenwerken met diezelfde mensen, waarbij ze dan dezelfde rechten behouden. Deze dienst is nog niet uitgewerkt, maar het lijkt me wel handig als die mogelijkheid gecreëerd wordt.
Meer over de visie en de behaalde resultaten tot nu toe, vind je op de SURFnet-site COIN (=Collaboration Infrastructure).

Maar voor het zover is, hebben we nog wel een eindje te gaan, terwijl al wel zeker is dat de ondersteuning van SURFgroepen ophoudt op 1 januari 2012. Gelukkig kijkt SURFnet niet werkeloos toe: ze zijn hard op zoek naar uitbreiding van de diensten in SURFfederatie en ze gaan helpen om bestaande SURFgroepen te migreren naar die alternatieven. Mijn tip: wacht nog even af welke alternatieven SURFnet gaat aanbieden en hoe SURFnet migratie gaat ondersteunen voordat je je zelf allerlei werk op de hals gaat halen.


Afbeelding van ktylerconk, gepubliceerd onder CC-by.

donderdag 20 mei 2010

Buiten(studeer)weer

Door: Martijn van den Berg
Als ik zeg dat het mooi weer buiten is, ben ik waarschijnlijk de suiker na de koffie. Na een zeer strenge winter met een kachel die het een lange tijd niet heeft gedaan, ben ik blij dat het weer zich heeft omgekeerd. Dit maakt een groot verschil voor je dagelijks leefpatroon, maar wat voor verschil eigenlijk?

Ik schreef eind vorig jaar al, toen ik met de eindexamens bezig was, hoe hard het is jezelf te concentreren als de zon buiten schijnt en er zo veel verleiding is om buiten iets leuks te gaan doen. Dat is er dit jaar niet minder op. Verschil is alleen, dat waar ik vorig jaar het nodige met het aangename kon combineren door in de tuin te studeren, ik dit jaar geen tuin heb, omdat ik op mezelf woon. Dit is toch wel jammer.

Het is zo leuk om na of tijdens school even een terrasje te pakken, of even de stad in te gaan. Maar des te meer plezier je maakt, des te meer je huiswerk en andere dingen blijft uitstellen. En dit is jammer, aangezien het jaar bijna over is en de laatste loodjes naar de propedeuse tochgelegd moeten worden. Ik probeer nog steeds keihard door te gaan. Maar van het mooie weer genieten is ook een must, ik ben tenslotte een student.

woensdag 19 mei 2010

Clips maken

Klik hier om naar de site Primary Access te gaanOp 26 april schreef ik al over de meerwaarde van het maken van een clip. Toen beschreef ik de tool Holy; vandaag wil ik jullie de tool Primary Access laten zien. Met Primary Access kunnen leerlingen, net als met Holy, clipjes maken van foto's, waaraan tekst en geluid toegevoegd kan worden. Primary Acces biedt grafisch minder mogelijkheden om te animeren dan Holy: je kunt feitelijk alleen inzoomen en uitzoomen op door jou geselecteerde delen van een foto; je kunt objecten niet laten bewegen. De tool is feitelijk gemaakt om clips te maken over de Amerikaanse geschiedenis, maar omdat je in de clips gebruik kunt maken van alle foto's die op het web staan (o.a. in Flickr), kan je de tool in feite voor alle onderwerpen gebruiken. Tegenover deze beperkingen staat dat de tool erg gebruiksvriendelijk is, en dat je als docent de mogelijkheid hebt om materialen klaar te zetten.

Primary Access kent een uitgebreide docentendeel. Als je je aanmeldt als docent kan je daar klassen aanmaken, leerlingen toevoegen aan je klassen, en opdrachten klaar zetten. Je beschrijft de opdracht in woorden, en je zet desgewenst beeldmateriaal klaar. Daarbij kan je gebruik maken van een heel uitgebreide verzameling van foto's over de Amerikaanse geschiedenis, o.a. van de collectie van de Library of Congress en National Geographic. Je geeft daar ook aan of leerlingen gebruik mogen maken van foto's op het web of dat ze alleen met de door jou aangeboden foto's aan de slag mogen. Je kunt ook kijken wat andere - Amerikaanse - docenten aan opdrachten hebben gemaakt. Als je een opdracht vindt die je wilt gebruiken, kan je die kopiëren naar je eigen lijst met opdrachten. Tot slot geef je per leerling aan welke opdracht je klaar wilt zetten. De leerling maakt de opdrachten die je hebt klaargezet in het leerlingendeel van de site. Van iedere leerling die je in je klas hebt aangemaakt, kan je in het logboek bekijken wat hij heeft gedaan, en wat het eindresultaat is.

Ik ben erg enthousiast over het lerarengedeelte van deze site en vind het jammer dat het beschikbare (prachtige) beeldmateriaal alleen betrekking heeft op de VS. Maar omdat je ook beeldmateriaal kunt gebruiken van o.a. Flickr (je kunt alle foto's van een account in één keer inladen), is de tool toch ook heel geschikt voor gebruik in Nederland en voor onze vaderlandse geschiedenis. Wees je daarbij er wel van bewust dat het materiaal dat je toevoegt onder een Creative Commons licentie (by-nc-sa) beschikbaar gesteld wordt aan anderen.

dinsdag 18 mei 2010

Inzendingen Creative Game Challenge online

afbeelding logo Creative Game ChallengeOok dit jaar ben ik weer betrokken bij een wedstrijd voor leerlingen in het voortgezet onderwijs: de Creative Game Challenge. De Creative Game Challenge wordt georganiseerd door de Universiteit Utrecht. In deze wedstrijd worden leerlingen in het voortgezet onderwijs uitgedaagd om een game te maken rond een tevoren opgegeven thema. Dit jaar was het thema 'beesten'.

Inmiddels zijn we zover dat de inzendingen binnen zijn. Dat betekent weer heel wat uurtjes speelplezier, want ja: als je bij zo'n wedstrijd betrokken bent, dan ben je natuurlijk wel de eerste die de games mag bekijken! En nee: ik ga je niet vertellen wat mijn persoonlijke favoriet is ;-)

De beoordeling van de games gebeurt trapsgewijs. Eerst bepaalt een online jury welke games voorgelegd worden aan een vakjury èn aan de DGDARC-jury (Dutch Game Development and Research Club). De DGDARC-jury kent een eigen prijs toe; de vakjury bepaalt wie de overigen prijzen winnen.

Maar voor het zover is moet er dus eerst een selectie gemaakt worden door een online jury. Iedereen die geïnteresseerd is in games mag zich daarvoor opgeven. Als je ingeschreven bent kan je inloggen op de jureringsapplicatie. Je krijgt dan een willekeurige game voorgelegd, die je moet beoordelen op basis van de volgende criteria:
  • usability en speelbaarheid,
  • vormgeving,
  • humor,
  • originaliteit,
  • aansluiting op het thema.
Tot slot geef je een overall beoordeling, waarmee je de game in zijn geheel beoordeelt.

Meedoen met jureren kost zoveel tijd als je er zelf aan wilt besteden. Je mag net zoveel games beoordelen als je zelf wilt: één game, een paar of alle 67 (!) inzendingen.

Heb je zin om mee te helpen met jureren? Schrijf je dan hier in. Je mag natuurlijk ook alleen kijken en je verbazen over wat leerlingen kunnen. Dat is vast en zeker meer dan je denkt!

maandag 17 mei 2010

Seminar Virtual Worlds

Afbeelding van een collegezaal in Second LifeDe afgelopen weken waren voor mij hard aanpoten: ik heb mijn klussen bij SURFfoundation afgerond, was als organisator bij de Spring School Leren in Sociale Netwerken en we hebben een start gemaakt met de online jurering voor de Creative Game Challenge. Vakantie was het dus niet voor mij, maar ik heb het niet gemist: alle taken heb ik met plezier gedaan en ik zal jullie in de komende periode mee laten delen in wat ik heb geleerd.

Maar ik ben zeker niet de enige die hard heeft gewerkt. Ik kreeg een mailtje van Wim Trooster dat Virtuality, de Special Interest Group (SIG) over Serious Gaming, Virtuele Werelden en Simulaties a.s. woensdag op de Hogeschool Windesheim een Seminar organiseert over het gebruik van virtuele werelden in het onderwijs: Education in Virtual Worlds versus Real Life Education:
Integration or Replacement?

Zoals de titel zegt, gaat het seminar over de vraag leren in virtuele werelden geïntegreerd kan worden in het leren in de echte wereld of dat leren in virtuele werelden leren in echte werelden vervangt. Ik denk dat het lastig zal zijn om op die vraag een eenduidig antwoord te geven omdat beide mogelijk is en ook al gebeurt. soms wordt leren in virtuele werelden ingezet ter aanvulling op leren IRL en soms ook als vervanging. Maar het is natuurlijk wel interessant om te onderzoeken hoe virtuele werelden en de echte wereld elkaar kunnen aanvullen, en hoe je de opbrengst van het gebruik van beide werelden zo groot mogelijk kunt maken.

Aan het einde van de dag zal Frank Niesten vertellen over het project Open Sim van SURFnet en hoever ze daarmee zijn. Want ook al hoor je misschien niet zoveel meer over virtuele werelden: de ontwikkelingen op dat gebied gaan gewoon door. De gesprekken gaan dan niet alleen meer over Second Life, maar ook over andere virtuele werelden zoals Open Sim.

Ben je geïnteresseerd in het seminar? Deelname is gratis; je hoeft alleen het aanmeldformulier in te vullen.


Afbeelding
van danceinthesky, gepubliceerd onder CC-by-nc-sa.