donderdag 29 maart 2012

De waarde van een diploma

Door: Martijn van den Berg
Bijna iedere student heeft wel een moment van twijfel. Uit onderzoek is gebleken dat jongens tot 25 jaar en meisjes tot 23 vaak erg in het moment leven, en moeite hebben met keuzes maken over de toekomst. Wat het ene moment logisch lijkt, kan een moment later volslagen onzin lijken. Keuzes worden vaak uitgesteld. Het is daarom ook dat veel studenten ook wel eens denken aan stoppen met een opleiding.

Dit keuzedilemma kan soms zelfs zo ver gaan dat studenten twijfelen of ze wel een opleiding moeten doen, aangezien iedere gekozen opleiding toch niet is wat het lijkt. Daarnaast zijn er veel studenten die niet geloven in de waarde van een diploma, omdat ze geloven dat ervaring waardevoller is.

Ik moet toegeven dat ik ook wel eens een moment van twijfel heb gehad. Simpelweg omdat ik een studie heb gekozen, en nooit meer heb gekeken hoe dit mijn toekomst gaat beïnvloeden. Toch zijn deze momenten nooit serieus geweest, omdat ik geloof in de waarde van het diploma.

Als ik uiteindelijk mijn papiertje heb, en naar een bedrijf ga, dan weet een bedrijf precies wat ik geleerd heb. Als ze al eerder studenten van mijn school hebben gehad, weten ze precies welke kennis ik bezit, en weten ze globaal wat mijn vaardigheden zijn. Als ze nog geen studenten van mijn school langs hebben gehad, weten ze dat ik een diploma heb voor een bepaald vak, en de kennis heb om dit vak uit te oefenen.

Natuurlijk, er zijn genoeg voorbeelden van mensen die het zonder diploma hebben gemaakt, en die nu een prima baan hebben. Dit is een deel van 5% van de mensen die precies weten wat ze willen, en precies het pad hebben uitgestippeld hoe ze er komen. Voor de rest is een diploma toch de juiste weg.

woensdag 28 maart 2012

Cijfermateriaal mediawijsheid en kinderen

In verband met een opdracht op het gebied van mediawijsheid en kinderen die ik aan het doen ben, was ik afgelopen weken druk bezig om cijfermateriaal te verzamelen. Dat valt nog helemaal niet mee: er is natuurlijk genoeg materiaal over allerlei onderwerpen verzameld, maar heel veel daarvan is alleen beschikbaar als je daar een fiks bedrag voor neertelt. En in veel (gratis en niet gratis) publicaties waarin cijfermateriaal verwerkt is, vind je alleen de samenvatting van de onderzoekscijfers, terwijl ik juist ook de achterliggende cijfers nodig had.

Gelukkig zijn er ook bronnen waar je gebruik van kan maken zonder dikke portemonnee en zelfs bronnen waar je ook de achterliggende cijfers kan opvragen. Voor mijn onderzoek heb ik dankbaar gebruik gemaakt van o.a.:
Mocht je zelf cijfermateriaal nodig hebben op het gebied van mediawijsheid en kinderen, dan kan ik je deze sites van harte aanbevelen!

Afbeelding van Mark Morgan Trinidad A, gepubliceerd onder CC-by-nc.sa.

dinsdag 27 maart 2012

Sudoku's

Het oplossen van sudoku's is al een tijdje over de hype heen: op dit moment staan spelletjes als Wordfeud (online Scrabble) en - recent - Draw Something (online Pictionary) - meer in de belangstelling. Maar vorige week kreeg ik een mailtje van een professionele Sudoku-maker dat me aan het denken zette over de mogelijkheden van Sudoku's voor het onderwijs.

Om te beginnen voor wie het verschijnsel niet kent een korte uitleg over wat een sudoku is. Een sudoku is een puzzel die bestaat uit 9 blokjes van elk 9 vakken. In een aantal van de vakken staan cijfers. De vakken in elk blokje moeten aangevuld worden met de cijfers 1 tot en met 9, maar zodanig dat en elke verticale en horizontale rij van 9 blokjes elk getal precies één keer voorkomt.

Om een sudoku op te lossen, moet je logisch denken. Je kijkt welke vakjes al gedeeltelijk gevuld zijn en hoe de getallen verdeeld zijn over de rijen. Op basis daarvan kan je dan vaak één hokje invullen. Daarmee heb je dan weer input voor een volgend rijtje of blokje, waarin je dan weer een getal kan invullen. Zo vul je langzaam maar zeker, rijtje voor rijtje en blokje voor blokje de sudoku in. Om een sudoku op te kunnen lossen moet je goed logisch kunnen denken en - afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de sudoku - ook denken vanuit aannames (als ik in dit vakje een 3 invul, dan moet er in dat vakje een twee komen). Best moeilijk dus, maar ook uitdagend, zowel voor volwassenen als voor kinderen.

Alhoewel ik zeker denk dat het oplossen van een sudoku je verstand kan scherpen, ken ik geen scholen die het oplossen van sudoku's hebben opgenomen in het curriculum. Dat snap ik wel: er zijn veel andere manieren om deze vaardigheid te trainen, die beter ingepast kunnen worden in de overige vakken. Maar je kan een sudoku wel gebruiken om kinderen extra uit te dagen.

Een voorbeeld: een leerling maakt een aantal sommen. Elk goed antwoord (of elk goed rijtje sommen) levert ze een getal op voor een sudoku. Als ze ca. 25 getallen hebben, dan kunnen ze in principe de sudoku oplossen, maar hoe meer getallen ze verzamelen, des te makkelijker is het om de sudoku op te lossen. Maakt een leerling een vraag fout, dan krijgt hij geen getal, maar uitleg over de som met daarbij een nieuwe som. Lukt het hem om die som op te lossen met daarbij de vorige som, dan krijgt hij twee getallen. Leerlingen die moeite hebben met de stof zijn dan niet in het nadeel maar juist in het voordeel ten opzichte van leerlingen die wat sneller door de stof heen lopen. Het oplossen van de sudoku is geen verplichting voor de leerlingen: ze mogen zelf bepalen of ze dat willen doen of  niet. Maar als ze het wel doen, dan worden ze daarvoor natuurlijk beloond: met de titel 'sudokukid van de week', in de highscorelist, met een vermelding in de nieuwsbrief op de website enz.

In plaats van sudoku's kan je natuurlijk ook andere puzzels inzetten. Varianten van sudoku's, zoals 'wordoku's' en beeldsudoku's, maar je kan ook kijken naar spelletjes als codekrakers, galgje, fotopuzzels of andere puzzels. Elk spel waarbij je clues moet verzamelen om de oplossing te vinden, is goed.

Wil je eens zo'n sudoku inzetten? Er zijn een heleboel sites waar je sudoku's kan genereren in verschillende moeilijkheidsgraden, bijv. deze, deze en deze. Wil je heel bijzondere sudoku's of een kant-en-klare sudoku met vragen erbij, kijk dan op de website van degene die me vertelde over dit idee hoe je sudoku's kan inzetten in het onderwijs: Folkert van der Meulen Bosma. Hij maakt niet alleen allerlei speciale sudoku's: hij heeft ook de basis van dit idee bedacht. Hij stuurde het me toe met de vraag om na te denken of er in het onderwijs mogelijkheden zijn voor het belonen van goede antwoorden door het geven van oplossingen voor een sudoku. Dus wil je aan de slag met een sudoku, neem dan eens contact op met hem. En natuurlijk mag je ook een berichtje achter laten op dit weblog ;-)

p.s. Als je de sudoku gaat gebruiken in je les, dan hoop ik wel dat er in je klas geen slimmerikje is die weet dat je (o.a.) met Google Goggles automatisch sudoku's op kan lossen ;-)

Afbeelding van teresia, gepubliceerd onder CC-by-nc-sa.

maandag 26 maart 2012

Gewoon Speciaal, gamification & MediaMachtig

In de afgelopen maanden heb ik een paar keer een workshop mogen verzorgen over gamification in het speciaal onderwijs. In dat kader ben ik door de organisatie van de conferentie Gewoon Speciaal, die plaats vindt op woensdag 28 maart, tijdens de IPON 2012 gevraagd een presentatie te geven over dat onderwerp.

Omdat speciaal onderwijs een speciaal plekje heeft in mijn hart, wilde ik daar graag gehoor aan geven. Inmiddels heb ik die presentatie voorbereid en staat alles klaar daarvoor. Wat we gaan doen, ga ik lekker nog niet vertellen: ik wil jullie daar graag mee verrassen. Maar ik heb wel toestemming om alvast te vertellen dat ik in mijn presentatie jullie een verheugende mededeling kan doen vanuit ministeriële kringen. Ik hoop dat jullie dus massaal komen om het nieuws te horen! Wil je alvast een korte impressie hebben van wat gamification is, lees dan het artikel op de site van Speciaal Onderwijs. En bekijk ook even onderstaand filmpje om te zien hoe gamification maakt dat mensen met veel plezier hun glaswerk naar de glasbak brengen.

Verder zal ik op de IPON zijn als oprichter van MediaMachtig. We zijn op woensdag van 14.00 tot 16.00 uur te vinden op het grote cateringplein (klik op deze link voor de plattegrond van de beurs). Daar bieden we een kopje thee of koffie aan, aan iedereen die met ons - bestuursleden, leden van het Comité van Machtigen, projectleiders en oud-projectleiders van MediaMachtigprojecten - van gedachten willen wisselen over mediawijsheid in het onderwijs. Geen presentatie dus, geen workshop: alleen een informeel samenzijn om even uit te rusten onder het genot van een kopje koffie of thee, om collega's te ontmoeten, (bij) te praten met elkaar en van gedachten te wisselen over wat ons allemaal bezig houdt: ict en onderwijs en hoe we die zaken het best kunnen combineren. Ook dan hoop ik veel collega's te ontmoeten!




donderdag 22 maart 2012

De win-win van een stage

Door: Martijn van den Berg
Er bestaan in de wereld genoeg clichés over stages waar de stagiair alleen maar koffie mag zetten, en niets leert. Dit is niet onlogisch, als je naar de belangen van beide partijen kijkt. De stagiair wil graag veel verantwoordelijkheid, maar de werkgever wil dat een stagiair meer oplevert dan werkgever er aan kwijt is.

Een werkgever moet in een stagiair tijd steken voordat deze bepaalde taken zelfstandig kan doen. Hier gaat tijd in zitten, en dit kost geld. Als je iemand eenmaal iets geleerd hebt, gaat deze persoon geld opleveren, aangezien stagiairs over het algemeen minder betaald krijgen dan reguliere werknemers.Dit betekent over het algemeen, dat mensen bij korte stages minder verantwoordelijkheid krijgen dan bij lange stages.

Wat mensen bij een stage vaak verwachten, is dat ze iets aangewezen krijgen, en vervolgens de hele boel zelf mogen doen. Dit is vaak niet mogelijk, omdat je eerst moet laten zien dat je iets kan voor je hiermee alleen gelaten kan worden. Je moet tonen wat je kan, voor je meer taken kan krijgen.

Dit leidt vaak tot onbegrip bij mensen van mijn opleiding. We moeten het laatste jaar een managementstage doen, en veel mensen komen in de eerste maanden niet aan managementtaken toe, en moeten operationeel werk doen.


Eigenlijk is stage heel erg simpel: ga aan de slag binnen een bedrijf, en laat zien dat je ongelofelijk goed bent in de taken die je krijgt, welke deze ook zijn. Aangezien je er bent om te leren, mag je fouten maken. Daarnaast zal je sneller meer verantwoordelijkheid kunnen krijgen, dan een reguliere werknemer. Als dit lukt, probeer dan weer zo goed mogelijk te worden in wat je doet. En voor alle stages geldt: hoe langer je hebt om jezelf te laten zien, hoe verder je komt.

woensdag 21 maart 2012

Verhalen maken met Toontastic

Als allerlaatste in deze serie over waarom en hoe je leerlingen verhalen kan laten vertellen, aandacht voor een app voor de iPad: Toontastic. Helaas alleen verkrijgbaar voor de iPad, maar zo leuk, inspirerend en boordevol mogelijkheden, dat ik de app niet onbesproken wil laten.

Toontastic is een app waarmee kinderen verhalen vertellen aan de hand in een vaste opbouw in 5 scènes:
    1. setup, 
    2. conflict,
    3. challenge,
    4. climax,
    5. resolution.
      Je kan zelf bepalen of je de leerlingen al deze  scènes wilt laten gebruiken in hun verhaal of dat ze één of meer scènes weg mogen laten. Wees je er wel van bewust dat een verhaal bedenken behoorlijk lastig is en dat je leerlingen enorm helpt door tevoren zaken vast te leggen, al dan niet in overleg met de leerlingen. Wat is de opbouw van het verhaal, wie zijn de hoofdfiguren, wat zijn hun karaktereigenschappen, in welke relatie staan ze tot de andere spelers in het verhaal enz.

      Om hun verhaal vorm te geven, biedt de app een aantal achtergronden. Kinderen kunnen ook zelf een achtergrond tekenen. Voor elke scène kan je een achtergrond kiezen. Bij de achtergrond kies je daarna één of meer personages en attributen, waarover je een verhaal gaat vertellen. Je maakt een animatie door de figuren op het scherm te verschuiven waardoor ze gaan 'lopen', en tegelijkertijd een tekst in te spreken. Per scène kies je tot slot wat voor soort sfeermuziek je erbij wilt hebben: vrolijk, extatisch, verdrietig enz.

      Ik heb vorig jaar voor De Verdieping van Kennisnet een korte handleiding gemaakt (met daarbij een invulformulier voor het maken van een script) om met de app in korte tijd een verhaal te maken. Ze hebben me toestemming gegeven om die lesbrief hier neer te zetten, zodat jullie die naar eigen wens kunnen aanpassen en gebruiken. 

      Ik ben zelf helemaal weg van Toontastic omdat de stapgsgewijze aanpak kinderen uitdaagt om er - samen - mee te gaan experimenteren en zo, zonder dat ze er erg in hebben, hun woordkennis te vergroten. Tegelijkertijd leidt die stapsgewijze aanpak er ook toe dat ze inzicht krijgen in hoe een verhaal wordt opgebouwd en het vergroot de kans op een succes doordat de stappen afzonderlijk overzienbaar zijn en ze steeds zien hoe ver ze al zijn.

      Voor leerkrachten is er overigens een prachtige wiki bij Toontastic, met volop tips hoe je Toontastic in kan zetten en een pagina over de mogelijkheden van Toontastic in het speciaal onderwijs. Voorbeelden van verhalen die gemaakt zijn met Toontastic kan je bekijken op ToonTube.



      Eerdere posts in deze serie waren:

      dinsdag 20 maart 2012

      Photo Story

      Vorige week heb ik WeVideo behandeld; gisteren was Fotobabble aan de beurt in deze serie over het hoe en waarom je leerlingen verhalen kan laten vertellen in het onderwijs. Twee tools waarmee je beiden een verhaal kan vertellen aan de hand van foto's, maar wel heel verschillend wat betreft verdere mogelijkheden. Met Wevideo kan je veel meer dan met Fotobabble, en om ermee te werken heb je ook echt even tijd nodig om je de tool eigen te maken.

      Software die een beetje tussen deze beide tools in zit, zowel wat betreft bedieningsgemak als mogelijkheden, is Photo Story, van Microsoft Je kan Photo Story gratis downloaden, mits je een legale versie hebt van het Windows OS.

      Ik heb van deze software een handleiding gemaakt: zowel in PDF als in .... Photo Story ;-) Als je een handleiding hebt gemaakt met screenshots is het maken van zo'n Photo Story namelijk nog maar heel weinig werk. Je hoeft alleen de foto's te uploaden en de teksten uit je handleiding in te spreken.

      Die handleiding in PDF kan je hier downloaden; de Photo Story op basis van deze handleiding kan je downloaden of hieronder bekijken met - bij één foto - achtergrondmuziek. Wil je liever een versie bekijken zonder achtergrondmuziek (ik word er persoonlijk horendol van), dan kan je hier klikken.

      Morgen de allerlaatste blogpost over een tool om verhalen te vertellen. 

      maandag 19 maart 2012

      Verhalen vertellen met Fotobabble

      Vorige week heb ik jullie uitleg gegeven over het gebruik van WeVideo om een fotoverhaal te maken. Een prachtige tool die heel veel mogelijkheden biedt. Maar je moet wel tijd investeren om de tool te leren kennen en die tijd ontbreekt in het onderwijs nogal eens. Wil je heel snel een fotoverhaal maken, dan is Fotobabble een alternatief. Veel minder mooi, veel minder uitgebreid, maar wel héél makkelijk.

      Fotobabble is heel geschikt voor de basisschool om leerlingen iets te laten vertellen: hoe hun dag eruit ziet, wat ze in het weekend of in de vakantie hebben gedaan, woorden verzamelen die met een bepaalde letter beginnen enz. In het voortgezet onderwijs kan je Fotobabble gebruiken om - zoals in de twee Fotobabbles hieronder - eenvoudige instructies te laten maken of een verslag te laten schrijven van een proefje of een onderzoek.

      Wil je dat leerlingen samenwerken, dan kan je leerlingen de opdracht te geven elk een stukje van een verhaal te schrijven over een voorwerp (bijv. één of meer knuffeldieren) dat ze meekrijgen naar huis. De leerlingen maken een foto van het voorwerp en vertellen daarbij een stukje van een verhaal. Elke leerling moet zijn verhaal eindigen met een 'cliffhanger' waarop de volgende leerling kan voortborduren met zijn verhaal. Zo'n verhaal kan natuurlijk geschreven worden in het Nederlands, maar ook in een vreemde taal. Op die manier spreken de leerlingen niet alleen de taal, maar doen ze ook luistervaardigheden op.

      Voor wie over een iPhone beschikt: Fotobabble is ook als gratis app verkrijgbaar. Op dit moment is er nog geen app voor Android, noch voor Blackberry, maar volgens de maker van Fotobabble wordt daaraan gewerkt, evenals aan de optie om met Fotobabble een slideshow te maken.

      Hieronder in een slideshow van twee 'Fotobabbles' uitleg over de tool, en een Engelstalige uitleg in de vorm van een screencast. 



      donderdag 15 maart 2012

      "Doen alsof" projecten

      Door: Martijn van den Berg
      Ik ben geen groot fan van theorie stampen, aangezien telkens luisteren naar informatie niet veel rendement oplevert. Dit geldt voor veel studenten, en daarom proberen docenten vaak met oplossingen te komen om het geheel meer praktisch te maken. Vaak worden hier dan simulatieprojecten opgebouwd.
      Een simulatieproject is eigenlijk één groot toneelstuk. Je moet doen alsof je een bepaalde functie hebt in een bedrijf en vervolgens moet je je gaan bedenken wat je zou gaan doen als je deze persoon was. Alle projectgenoten, en zelfs leraren nemen een rol aan om het zo echt mogelijk te maken.

      Wat bedoeld is als een manier om de theoretische kennis in mijn ogen duidelijker te maken, gaat in mijn ogen compleet de verkeerde kant op. Uiteindelijk maak je een heel project, je krijgt er een cijfer voor, en gooit het vervolgens weer weg. Je bent een hoop tijd kwijt met een project, wat je uit zelfstudie veel sneller had kunnen leren.

      Ik ben niet tegen op het wat meer realistisch maken van kennis, maar het moet wel een doel hebben, of op z'n minst iemand uit de industrie die bereid is om ernaar te luisteren. Lukt dit niet, dan is misschien theorie leren en een toets een betere optie. Er zijn genoeg alternatieven om ook dit leren leuker te maken.

      woensdag 14 maart 2012

      Verhalen vertellen via foto's en tekeningen

      Vandaag deel 3 in de serie over hoe en waarom je leerlingen verhalen kan laten vertellen. Maandag schreef ik over het waarom van verhalen vertellen en hoe je dat kan aanpakken; gisteren vertelde ik over hoe je met Jellycam  een verhaal kan maken in de vorm van een (klei-)animatie. Vandaag meer over WeVideo: een tool om een film te maken van foto's of tekeningen en die te voorzien van muziek en geluidseffecten en ondertiteling en/of een ingesproken stem.

      WeVideo is een online tool waarmee je gezamenlijk kan werken aan een 'project' (film). Het eindproduct (de film) plaats je op een YouTube of Vimeo. Van daaruit kan je de film (ook) op je eigen p.c. zetten. In de (gratis) basisversie van WeVideo krijg je:
      • 1 GB opslag,
      • 360p resolutie,
      • 15 exportminuten per maand,
      • de mogelijkheid om per project met 5 mensen samen te werken. 

      Werken met WeVideo is wat ingewikkelder dan met Jellycam, maar het biedt ook meer mogelijkheden. Met WeVideo kan je niet alleen verhalen maken van foto's en tekeningen: je kan er ook films mee bewerken en foto's en films mixen, alles van ondertiteling voorzien, de tool heeft een ingebouwd geluidsopnamemogelijkheid en je kan het geheel van allerlei speciale effecten voorzien. Feitelijk is het dus een redelijk volwaardige video-editor, maar wel eentje die je vrij snel in de vingers hebt.

      Omdat het werken met een video-editor iets meer vaardigheid vraagt dan het werken met Jellycam, is WeVideo meer een tool voor de bovenbouw dan voor de midden- of onderbouw van het basisonderwijs. Uiteraard kan WeVideo ook gebruikt worden in het voortgezet onderwijs.Volgende week maandag zal ik nog een heel eenvoudige tool bespreken om fotoverhalen mee te maken.

      Voor wie nog niet eerder met een video-editor heeft gewerkt heb ik een handleiding gemaakt. Die kan je hier downloaden.

      dinsdag 13 maart 2012

      Verhalen vertellen met Jellycam

      Gisteren vertelde ik over de mogelijkheden die het biedt om kinderen verhalen te laten vertellen. Vandaag en morgen laat ik jullie twee eenvoudige tools zien om leerlingen hun verhalen vorm te laten geven: een animatietool en een video-editor om foto- of videoverhalen mee te maken.

      Met de (gratis te downloaden) tool Jellycam kunnen kinderen animaties maken: filmpjes die bestaan uit een serie stilstaande beelden die snel achter elkaar vertoond worden, waardoor het lijkt of de plaatjes bewegen. Een vorm van stopmotion zijn klei-animaties: filmpjes van figuren van klei (of ander materiaal) zoals bijvoorbeeld de animaties van Buurman en Buurman.

      Veel heb je niet nodig, om met Jellycam een verhaal te vertellen: een p.c. met een webcam is voldoende. Kinderen vanaf de middenbouw kunnen - met wat hulp - al met Jellycam een eenvoudige animatie maken.

      Bedenk tevoren of je de kinderen in groepjes elk een eigen animatie wilt laten maken of dat je de groepjes elk een scène van één grote animatie wilt laten maken. Het voordeel van het maken van één grote animatie is, dat het werk verdeeld kan worden over meer kinderen. Als gekozen wordt voor het maken van één grote animatie, dan moeten er in de groep afspraken gemaakt worden wie de hoofdrolspelers zijn en waar en hoe elke scène begint en eindigt, zodat de scènes goed op elkaar aansluiten.

      Bekijk voordat je aan de slag gaat met de leerlingen een filmpje waarin uitgelegd wordt wat een animatie is, zoals deze aflevering van Klokhuis of onderstaand filmpje. 

      Bedenk daarna met de leerlingen wat er verteld gaat worden. Daarvoor kan je de leerlingen (per groepje) een verhaal laten bedenken en dan eventueel de beste of leukste selecteren, maar je kan ook de groep gezamenlijk een verhaal laten bedenken. Bijvoorbeeld door eerst een groepje te laten bepalen wie de hoofdfiguren moeten zijn en hoe die eruit zien, een volgend groepje dan de keuze te laten maken in welke tijd het verhaal zich afspeelt, een derde groep bepaalt waar het verhaal zich afspeelt, een vierde groep bedenkt voor welk probleem de hoofdrolspelers gesteld worden en de vijfde groep bedenkt hoe het probleem opgelost wordt.

      Vervolgens ga je de hoofdrolspelers en eventuele attributen maken en/of verzamelen, en er wordt een decor gebouwd. Afhankelijk van het verhaal wordt per scène een decor gemaakt of er wordt gewerkt met één decor waarin het hele verhaal zich afspeelt.

      Pas als alles klaar is, wordt de animatie gemaakt. Daarvoor kan je gebruik maken van Jellycam. Ik heb over het werken met Jellycam een korte handleiding gemaakt die je hier kan downloaden.

      Morgen een introductie op en een handleiding voor Wevideo: een andere tool om leerlingen te stimuleren verhalen te vertellen. 

      maandag 12 maart 2012

      Verhalen vertellen

      Verhalen van leerlingen kunnen een prachtige bron zijn voor de les. Een verhaal over een uitstapje naar het bos kan gebruikt worden voor een biologieles, een verhaal van opa of oma voor een geschiedenisles, de nieuwe fiets die een leerling heeft gekregen kan gebruikt worden voor een les over afstanden enz. Elk eigen verhaal biedt kapstokken voor onderwijs dat aansluit bij de leefwereld van de leerling.

      Er zijn verschillende manieren om kinderen verhalen te laten vertellen. Op bijna alle basisscholen wordt wel iets gedaan aan kringgesprekken waarin de leerlingen vertellen over wat ze in het weekend of in de vakantie hebben gedaan. De verhalen kunnen dienen als basis voor één of meer lessen, maar je kan leerlingen ook vragen om een verhaal te bedenken naar aanleiding van een les. Bijvoorbeeld een verhaal dat zich afspeelt in het land of het tijdperk waarover ze les hebben gehad, een verhaal waarin verteld wordt over een proefje of de resultaten van een onderzoek dat ze hebben gedaan, een verhaal waarin ze hun eigen visie geven over een onderwerp dat besproken is in de les etc.

      Verhalen kunnen gewoon verteld worden, maar je kan ook verhalen vertellen in beelden. Deze week een tweetal tools om verhalen te vertellen in beelden: in de vorm van een animatie of een fotoverhaal. Niet alleen voor leerlingen in het basisonderwijs, maar ook voor leerlingen in het voortgezet onderwijs.

      Om te beginnen wat ideeën voor verhalen:
      • een verhaal over iets wat de leerlingen in het weekend/in de vakantie hebben gedaan,
      • een verhaal over een droom die ze hebben, een doel wat ze willen bereiken,
      • een verhaal over zichzelf in de toekomst,
      • een verhaal over een held,
      • een verhaal over een fantasiedier, een fantasieland,
      • een verhaal over zichzelf in de geschiedenis (als ridder, als Romein, Griek, Noorman, enz.),
      • een verhaal over hoe de wereld er uitziet over 100 jaar, enz.
      Door het vertellen van verhalen wordt de woordenschat van leerlingen vergroot, ze leren over oorzaak en gevolg en je kan ze vertellen over zaken als tijdsduur (versnelling, vertraging, tijdsprong) en tijdsvolgorde (flashback, flashforward en chronologie), over beeldtaal (compositie, kleurgebruik en belichting, perspectief) en over zaken als privacy, beeldrecht en auteursrecht.

      Natuurlijk kan je leerlingen 'gewoon' laten vertellen over hun verhaal, maar door ze een animatie of film van hun verhaal te laten maken zijn ze intensiever bezig met de taal en met het onderwerp van hun verhaal. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om ze samen aan de slag te laten gaan, projectmatig te werken en dus te plannen en te organiseren.

      Het maken van een animatie of video kent altijd de volgende stappen:
      1. Bedenk het verhaal,
      2. Maak een storyboard waarin je in de vorm van tekeningetjes per scene kort noteert wat er gebeurt en wat je te zien krijgt,
      3. Verzamel of maak attributen: kleifiguren, legopoppetjes of andere figuren, requisiten, een decor enz. Als een animatie of fotoverhaal wordt gemaakt van tekeningen, dan kan deze stap natuurlijk overgeslagen worden.
      4.  Maak de beelden. Als je een animatie wilt maken, kan je de beelden maken met een speciaal animatieprogramma, zodat je de beelden niet later in dat programma hoeft te importeren,
      5. Voeg de beelden samen tot een animatie of fotoverhaal in een video-editor of animatieprogramma.. Voeg eventueel muziek of speciale effecten toe.
      Heel belangrijk is het om het maken van de animatie of het fotoverhaal goed te plannen. De meeste leerlingen zullen daarbij  hulp nodig hebben. Geef per stap aan wat de leerlingen moeten opleveren, bijv.:
      1. de opzet van het verhaal: wie zijn de hoofdpersonen, waar speelt het verhaal zich af, welke problemen moeten overwonnen worden,
      2. een storyboard met tenminste 5 scènes en per scène een beschrijving van de benodigde attributen,
      3. een foto van de attributen die verzameld zijn, 
      4. de tekeningen en/of foto's die gebruikt worden voor het fotoverhaal of de animatie,
      5. de animatie/het fotoverhaal.  

      Maak gebruik van lesmaterialen die anderen hebben gemaakt, zoals bijv. deze lesbrief van OBS Merenwijk, waarin leerlingen leren een film te maken. Begeleid en beoordeel het werk van de leerlingen per stap. Dat hoef je als leerkracht natuurlijk niet alleen te doen: je kan ook de leerlingen elkaars werk laten bekijken en om feedback vragen.

      Morgen en overmorgen aandacht voor tools waarmee je dit soort verhalen kan maken: een animatietool en een tool om fotoverhalen mee te maken, met bij elk een handleiding. 


      Afbeelding van jaci XIII, gepubliceerd onder CC-by-nc-sa.

      donderdag 8 maart 2012

      Van studenten, voor studenten

      Door: Martijn van den Berg
      Ik ben op dit moment bezig met mijn eerste minor: event management. Deze bestaat uit twee delen van elk een kwart jaar, waarbij je mag kiezen of je één of allebei de delen volgt. In het eerste deel leer je vooral theorie, en in het tweede deel krijg je een opdracht van één van de evenementenbureaus die bij de minor aangesloten zijn. Onderdeel van het eerste deel van de minor is dat je mee gaat op een excursie naar het buitenland, georganiseerd door de mensen die meedoen in het tweede deel van de minor; in dit geval naar Londen.Dit is in de school de meest populaire minor. Niet alleen om het reisje naar het buitenland, maar ook om het praktische gedeelte. Je mag eerst mee met een reis die georganiseerd word door studenten, om vervolgens van alle foutjes te leren en zelf te proberen om het beter te doen.

      Om deze excursie te organiseren moeten studenten een budget opzetten, dat ook echt door studenten betaald gaat worden, en wat je dus ook echt kunnen besteden. Daarna wordt het project opgezet: er moeten uitstapjes worden gekozen. Aangezien de excursie een educatief doel heeft, moeten gastsprekers worden gevonden die iets over event management kunnen zeggen. Dit moet voor zo min mogelijk geld, aangezien het budget vaak laag ligt. Uiteraard worden er ook uitstapjes gepland. Uiteindelijk wordt er een script geschreven, waar alle instructies in staan voor de leiding, een team van docenten, die mee gaan en het uiteindelijk gaan uitvoeren.

      Het feit dat je iets mag organiseren voor je medestudenten, mensen die je soms zelf kent, maakt de mensen in deze minor zeer gemotiveerd om iets te leren. Daarnaast is de combinatie van theorie voor veel studenten erg aantrekkelijk. Het is erg leuk om wat je geleerd heb meteen toe te kunnen passen. Tel daarbij op dat het professioneel organiseren van een evenement erg goed op je cv staat, en je hebt meteen de verklaring voor waarom deze minor zo populair is.

      woensdag 7 maart 2012

      Interactie in de klas door te stemmen

      Tijdens de uitleg van de leerstof stellen veel docenten hun leerlingen vragen: om een beeld te krijgen of de stof goed begrepen wordt door de leerlingen en om actief leren te stimuleren. Een tool die daarbij uitstekend gebruikt kan worden is GoSoapBox (beschreven in dit blog op 15 november). Met deze tool kan je groepen leerlingen (anoniem) verschillende soorten vragen stellen: polls, discussies en quizzen. Daarnaast kunnen leerlingen ook zelf vragen stellen. Een prachtige tool maar helaas moet je er sinds kort wel voor betalen. Niet heel veel ($ 15 per maand of $ 90 per jaar voor 100 gelijktijdige gebruikers), maar het is wel geld dat op veel scholen niet voorhanden is. Daarom hier een paar alternatieven voor GoSoapBox: gratis tools die je kan gebruiken om groepen leerlingen vragen te stellen, waarbij ze antwoord kunnen geven vanaf een laptop of p.c. of vanaf een mobiel device (telefoon of tablet) zonder dat betaald moet worden voor het versturen van een SMS-bericht.

      Een tool die door Willem Karssenberg/Trendmatcher is getest, is Mentimeter. Eenvoudiger dan met Mentimeter stemmen, kan bijna niet. Je voert een vraag in met daarbij de antwoorden die gegeven kunnen worden. Mentimeter geeft je de URL die leerlingen moeten intypen op hun device (laptop, p.c. of mobiel device) om antwoord te kunnen geven.

      Poll Everywhere doet precies wat de naam belooft: je maakt er polls mee waar je op kan reageren met elk (mobiel) device waarop je internet hebt. Je kan multiple choice- en open vragen stellen. Na het maken van de  vraag, krijg je één of meer codes en de URL van de antwoordenpagina van PollEverywhere. Stel je een multiplechoicevraag, dan krijgt elk antwoord een eigen code en hoeven de leerlingen alleen de code van het antwoord dat ze willen geven in te voeren op die webpagina. Stel je een open vraag, dan moeten de leerlingen op die webpagina de code invullen, gevolgd door hun antwoord. Handig van PollEverywhere is dat je vragen kan groeperen en dat je de gemaakte polls als PowerPoint-dia's kan downloaden zodat je ze in je presentatie kan invoegen. Op de dia staat de vraag, richtlijnen hoe je de vraag moet beantwoorden. Als de antwoorden binnenkomen krijg je live de resultaten te zien. PollEverywhere is gratis zolang je niet meer dan 40 antwoorden krijgt op een vraag.

      Urtak is een tool waarmee je ja/nee-vragen kan stellen. Net als Mentimeter werkt het heel eenvoudig (vragen aanmaken en URL geven aan de leerlingen), maar de mogelijkheden zijn beperkt. Een aardige toevoeging is dat leerlingen zelf (ja/nee-)vragen toe kunnen voegen aan een door jou gemaakte Urtak. Daarvoor moeten ze wel een account aanmaken bij Urtak. Wanneer je die vragen goedkeurt, verschijnen ze in jouw Urtak en kan iedereen daarop reageren.

      Met Pinnion kan je niet alleen polls maken, maar ook open vragen stellen en leerlingen vragen kan laten beantwoorden op een schaal (zoals bijvoorbeeld bij een stelling: geef aan in hoeverre je het eens bent met de volgende stelling: 'Mensen kunnen niet leven zonder dieren'). Bij Pinnion maak je eerst een kanaal aan, en vervolgens plaats je vragen naar keuze in dat kanaal. Je kan in je vragen - beperkt - gebruik maken van afbeeldingen. Je kunt tests/vragen/polls die je maakt met Pinnion live laten beantwoorden via een URL, maar ook, zoals hieronder, embedden in een blog of website.Als je de vragen voorlegt in een 'live-sessie', dan kan je de vragen op dat moment niet wijzigen. Pinnion is nog in een beta. De software heeft nog wat foutjes maar die stoorden mij bij het testen niet. Pinnion is nu nog gratis; ik weet niet of dat zo blijft.

      Tools waar ik al eerder over schreef en die je ook kan gebruiken voor het stellen van vragen zijn Socrative (lees hier mijn blogpost) en Tricider (beschreven in deze blogpost). Socrative is nog steeds in beta en (dus) nog gratis, maar het zou me niet verbazen als dat verandert na de betafase. Van Tricider verwacht ik dat het voorlopig gratis blijft. In ruil daarvoor krijg je wel reclame te zien, wat natuurlijk storend kan zijn maar door leerlingen vaak niet eens opgemerkt zal worden.






      dinsdag 6 maart 2012

      Websites en andere bronnen verzamelen en verwerken

      Na gisteren geschreven te hebben over zoeken en vinden op het web, vandaag een blogpost over hoe je de informatie die je vindt zo kan bewaren dat je daarmee een stuk kan schrijven, bijvoorbeeld een artikel, een werkstuk of een scriptie.

      Als je een website hebt gevonden die je wilt bewaren, zal je die als regel opslaan bij de favorieten op je computer. Dat heeft als nadeel dat je alleen in die browser op die p.c. toegang hebt tot die collectie. Als je met meer browsers werkt (bijv. Internet Explorer en Chrome) of op verschillende p.c.'s, dan heb je allerlei verschillende collecties met favorieten. Veel handiger is het daarom om je favorieten online te bewaren. Daarvoor zijn verschillende manieren.

      Werk je graag met de favorieten van je browser, dan kan je deze collectie online opslaan. Als je dan een andere computer gebruikt, kan je je favorietencollectie op die computer synchroniseren met  dit online bestand. Dat doe je bijvoorbeeld met de tool Xmarks. Je maakt een (gratis) account aan bij Xmarks en installeert het programmaatje in de browser op je eigen computer. Vervolgens sla je de favorieten op je computer op in de cloud met behulp van Xmarks. Werk je op een andere computer, dan installeer je Xmarks in de browser van die computer en zet je de favorieten over. Vanaf dat moment zijn jouw favorieten op die computer opgeslagen. Een nadeel van dit systeem is dat je op die andere computer de rechten moet hebben om het programma te installeren. En als je maar een enkele keer op die andere computer werkt is het misschien niet handig dat jouw favorieten op die computer staan: de eigenaar van die computer wil daarop misschien liever zijn eigen collectie handhaven. 

      Daarom is het soms handiger om (ook) je favorieten op te slaan met behulp van een dienst als Diigo, YURLS of Symbaloo. Ik werk zelf met Diigo omdat ik met die tool een korte beschrijving kan maken bij de favorieten die ik opsla, ik er trefwoorden aan kan geven zodat ik ze makkelijk terug vindt en omdat ik van de meeste informatieve sites een soort screenshot kan maken die ik kan opslaan, zodat ik de informatie terug kan vinden ook als die pagina inmiddels offline is gehaald.

      Een heel ander type tools om favoriete websites op te slaan zijn online annotatietools als Mendeley en Zotero. Deze tools zijn speciaal gemaakt om bronnen te verzamelen voor het schrijven van wetenschappelijke stukken. Met Mendeley en Zotero kan je niet alleen webpagina's online opslaan, maar ook beschrijvingen (metadata) maken en opslaan van deze pagina's en van documenten, tijdschriftartikelen en andere bestanden. Als je op je p.c. de stand-alone versies van deze programma's installeert kan je ook de bestanden zelf van je computer uploaden naar de cloud zodat je niet alleen de beschrijvingen maar ook de bestanden zelf op andere computers kan bekijken. Werken met Mendeley en Zotero vraagt meer voorbereiding dan werken met Diigo, YURLS of Symbaloo: je moet de lokale programma's op je computer installeren èn de browserextensies en het kost tijd om je het werken  met deze tools eigen te maken. Daarom worden ze zelden gebruikt om alleen webpagina's op te slaan. Werken met Mendeley en/of Zotero gaat pas wat opleveren als je gebruik gaat maken van de outputmogelijkheden. Als je namelijk de met deze tools verzamelde bronnen wilt verwerken in een wetenschappelijk document, dan hoef je daar bijna niets meer voor te doen. Met één klik op de knop zet je een literatuurverwijzing in een document (beide programma's hebben daarvoor add-ons voor verschillende tekstverwerkers) en maak je een literatuuropgave van alle gebruikte bronnen.

      Een voordeel van zowel tools als Diigo, Symbaloo en YURLS, als van Mendeley en Zotero, is dat ze uitstekende mogelijkheden bieden om favorieten te delen. Bij Symbaloo en YURLS kan je de favorieten die anderen verzameld hebben bekijken en overnemen in je eigen collectie. Bij Diigo, Mendeley en Zotero kan je groepen vormen en gezamenlijk een collectie opbouwen.

      Zo heeft elke tool zijn eigen voor- en nadelen. Daarom is het handig om steeds te kijken wat je waarvoor gebruikt. Zelf gebruik ik Xmarks om mijn persoonlijke favorieten in alle browsers (ik gebruik zowel Internet Explorer als Firefox, Chrome en Safari) op alle devices die ik gebruik te synchroniseren. Als ik een verzameling favorieten maak in het kader van een cursus of workshop die ik geef, maak ik gebruik van Diigo en YURLS. En als ik een artikel moet schrijven waarin ik literatuur verwerk, dan maak ik het liefst gebruik van Mendeley.

      Ik vind deze toolset handig, maar ik kan me voorstellen dat niet iedereen met zoveel tools wil werken. Dat hoeft gelukkig ook niet. Met alleen Diigo en de bibliografische mogelijkheden van een tekstverwerker (bij Word te vinden onder 'Verwijzingen' → 'Citaten en bibliografie') kom je al een aardig eind in dezelfde richting.



      Afbeelding van Judy **, gepubliceerd onder CC-by-nc-nd.

      maandag 5 maart 2012

      Zoeken, missen of vinden

      Zoeken, en vooral: vinden, is iets waar ik me graag mee bezig houdt. Er is zo verschrikkelijk veel te vinden op het web: daar kan ik me uren in verdiepen. Informatie zoeken voor mijn werk, voor hobby's, leuke filmpjes, boeken: internet is de meest rijke bibliotheek die ik ken. Je moet er wel moeite voor doen om wat te vinden, maar gelukkig zijn er behoorlijk wat gereedschappen die je helpen om te vinden wat je zoekt. Hierbij een overzicht van mijn belangrijkste hulpmiddelen om mezelf te voorzien van de informatie die ik wil hebben.

      Allereerst zijn er een heleboel mensen die me wijzen op interessante informatie. Gratis en voor niets krijg ik via het sociale web tips naar interessante websites. In de weblogs en de tweets die ik lees zie ik verwijzingen naar interessante websites en blogs. En natuurlijk zijn er ook mensen die reageren op mijn blogposts en mij wijzen op sites die ik  nog niet had ontdekt. Het voordeel van dit soort verwijzingen en tips is dat ze al gefilterd zijn. Ik ben er immers gekomen omdat ik ernaar verwezen ben door mensen die ik (virtueel) ken en wiens expertise ik waardeer. Mijn internet-netwerk levert me heel veel interessante informatie op, en als ik vragen heb waar ik zelf het antwoord niet op kan vinden, is er altijd wel iemand die me op weg kan helpen.

      Maar er zijn natuurlijk ook manieren om zelf het antwoord op vragen te vinden. Net als (bijna) iedereen, maak ik graag en veel gebruik van de zoekmachine Google. Maar dat is zeker niet de enige zoekmachine die ik gebruik. Ten eerste omdat er geen enkele zoekmachine is die alles op het web ontsluit, dus als je zoveel mogelijk wilt vinden, loont het altijd de moeite om meer zoekmachines te gebruiken. Dus zoek ik ook wel eens met Bing, Ask, iSeek en een metazoekmachine zoals Metacrawler waarmee ik met één klik de database van 3 verschillende zoekmachines (Bing, Yahoo en Google) doorzoek.

      Een andere reden om gebruik te maken van meer zoekmachines is dat Google een selectie maakt van wat ik te zien krijg op basis van wat de zoekmachine denkt dat interessant is voor me. Google weet verschrikkelijk veel van zijn gebruikers: natuurlijk door de vragen die we stellen via hun zoekmachine, maar ook door de sites die door Google gemonitord worden1, door de mail die we via Google versturen, de documenten die we maken, de statistieken die we door Google bij laten houden enz. Op basis hiervan maken ze profielen van hun gebruikers en bepalen ze welke treffers ze hoog in de resultatenlijst zetten als je iets zoekt met hun zoekmachine. Vaak is dat erg handig, maar het kan ook gebeuren dat je door die (door computers gemaakte) selectie, belangrijke informatie mist. In Nederland is hiernaar onderzoek gedaan door o.a. het Rathenau-instituut (onderzoek: Voorgeprogrammeerd: op 27 maart wordt hun boek met de resultaten van het onderzoek gepresenteerd). In onderstaande video zie je een presentatie van Eli Pariser over de 'filter-bubble'.

      Naast allerlei zoekmachines maak ik ook graag gebruik van door anderen geselecteerde informatie. Ik maak gebruik van collecties die door anderen zijn opgebouwd, bijv. van YURL's en Symbaloo collecties.
      En via mijn eigen online favorieten kom ik terecht bij anderen die dezelfde site hebben opgeslagen en door naar die lijstjes door te klikken, vind ik vaak weer een heleboel voor mij onbekende, maar erg interessante sites.

      Een site die een beetje tussen een zoekmachine en een favorietenverzameling inhangt en erg waardevol is voor de beta-vakken, is Wolfram|Alpha. Met Wolfram|Alpha doorzoek je niet het web, maar data die verzameld en beoordeeld zijn door experts. Wolfram|Alpha gebruik je als je op zoek bent naar feiten, bijvoorbeeld als je wilt weten wanneer een bepaalde vulkaan voor het laatst actief was, hoever Venus verwijderd is van Mars, als je snel een vergelijking wilt uitrekenen of als je wilt weten wie bij de Olympische spelen in 2000 een medaille wonnen bij het onderdeel zwemmen. Het handige van Wolfram|Alpha is dat je je vraag in gewone (Engelse) taal kan stellen. Wolfram|Alpha geeft dan aan hoe hij je vraag interpreteert (input interpretation) en doet suggesties als hij je vraag op meer manieren kan interpreteren. Met name voor docenten en voor bovenbouwleerlingen Havo/VWO is Wolfram|Alpha een een site die in de favorietenlijstjes thuis hoort.

      Een site die lijkt op Wolfram|Alpha (of eigenlijk moet ik zeggen: een voorloper van Wolfram|Alpha) is Google Scholar. Ook Google Scholar is een zoekmachine die zoekt in een afgebakende collectie. De collectie waar Google Scholar uit put bevat wetenschappelijke informatie: artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften, scripties en overheidspublicaties. Google Scholar beperkt zich niet tot de beta-wetenschappen, maar omvat alle wetenschappen. Met Google Scholar krijg je, net als met gewone zoekmachines, een lijst met resultaten. Wil je snel een overzicht van de belangrijkste feiten over een bepaald onderwerp dan kan dat lastig zijn en biedt Wolfram|Alpha sneller resultaat, maar als je je breed wilt oriënteren op een onderwerp dan kan je beter terecht bij Google Scholar.


      1 Wil je weten welke sites Google allemaal in de gaten houdt? Download dan eens dit Google-alarm, gemaakt door het kunstenaarscollectief F.A.T. (Free Art and Technology).

      Afbeelding van Tama Leaver, gemaakt onder CC-by-nc-sa



      .