woensdag 31 maart 2010

Abby

Afbeelding van omslag boek Nijhoff-Lees maar, er staat niet wat er staatIn deze laatste blogpost voor de paasdagen van mijn hand (morgen schrijft Martijn in dit blog, en van vrijdag tot en met maandag neem ik vrijaf), een gek filmpje voor iedereen die nadenkt over het belang van ict in het onderwijs. Kijk, lach en bedenk dat filmpjes niet altijd de hele waarheid vertellen. Of, met een knipoog naar Martinus Nijhoff: Kijk maar, er staat niet wat er staat. Mediawijs, weet je wel....? ;-)

dinsdag 30 maart 2010

Open leermaterialenbank en Wikiwijs

Van de week kreeg ik de nieuwe folders toegestuurd over o.a. VO-content, de open leermaterialenverzameling in opbouw, van de VO-raad. Omdat ik dat een prachtig initiatief vindt, leek me het verschijnen van de folders een goede gelegenheid om er hier eens wat over te vertellen.

VO-content is een initiatief van de VO-Raad. Eén van de projecten van deze club is het Innovatieplatform VO. Het innovatieplatform heeft 3 speerpunten:
  1. Het leren centraal,
  2. Kwaliteitsvolle inzet van docenten,
  3. De schoolleider als motor.
Er wordt gewerkt aan de realisatie van die speerpunten door middel van 5 projecten die in samenhang worden uitgevoerd:
  1. Schoolorganisatiemodellen,
  2. Leermiddelenbeleid,
  3. Professionalisering (o.a. (prodocent.nl, waaronder de cursus 23 OVC Dingen),
  4. Onderzoek
  5. Digitaal leermateriaal (waarover dus deze blogpost gaat).
Binnen het project 'Digitaal leermateriaal' werkt het Innovatieplatform-VO aan de ontwikkeling van VO-content. VO-content is de Open Leermaterialenbank voor het voortgezet onderwijs: een verzamelbak met vrij te gebruiken leermateriaal voor leerlingen en docenten. Je kunt de bak doorzoeken via de site Wikiwijs.

Wikiwijs bestaat uit 2 componenten: je kunt er materialen maken en plaatsen en je kunt er zoeken. Via de zoekmachine van Wikiwijs zoek je zowel naar materialen op Wikiwijs zelf, als materialen die op andere plekken staan, o.a. in VO-content. Wikiwijs geeft overigens niet alleen toegang tot VO-content, maar ook tot leermaterialen voor het PO, SBaO, VO, SO en MBO. De zoekmachine van Wikiwijs zou je kunnen zien als de catalogus voor de totale verzameling van leermaterialen.

Als je via Wikiwijs wilt zoeken naar leermaterialen, kies je het tabblad met de gewenste onderwijssoort. Daarbinnen kan je zoeken op woorden en/of de materialen filteren op:
  • leerniveau (PO, VO, SO en MBO),
  • doelgroep (PO, SBAO, VO, SO en MBO),
  • vakgebied (PO, SBAO, VO, SO en MBO),
  • kerndoelen (PO, SBAO, VO en MBO),
  • eindtermen (PO, SBAO, VO en SO),
  • studierichtingen (alleen voor MBO).
De treffers die je dan krijgt, kan je daarna verder filteren op:
  • aggregatieniveau (bijv. een fragment of een complete leereenheid),
  • soort leermateriaal (bijv. een toets of een open opdracht),
  • kosten (gratis of betaald)
  • collectie (oftewel de leverancier van de materialen),
  • adoptiegroep (geen idee wat dit criterium inhoudt, maar je kunt het ook nog niet gebruiken, dus het lijkt me nog niet van belang).
Vanaf 2012 zal VO-content, de verzamelbak voor het voortgezet onderwijs, gevuld zijn met leermateriaal voor ca. 20.000 uur onderwijstijd, genoeg om de kerndoelen en eindtermen af te dekken van het VO, vanaf het praktijkonderwijs tot en met het gymnasium. Natuurlijk kan het materiaal ook ingezet worden voor onderwijs aan excellente leerlingen én aan leerlingen die meer tijd of meer zorg nodig hebben.

Die klus klaart het Innovatieplatform niet in zijn eentje: de bak wordt gevuld door scholengroepen, vakontwikkelgroepen, gesubsidieerde initiatieven voor leermateriaal ontwikkeling en docenten. Het SLO zal (vanaf september 2010) de kwaliteit van de materialen bewaken (zie p. 4 van het IP-VO-katern, feb. 2010) ; Kennisnet ondersteunt bij de technische realisatie.

Wie stopt er nu leermaterialen in die verzamelbak? Dat is nog niet zo makkelijk te achterhalen, maar met een truc kom je daar wel uit. Je gaat naar één van de tabbladen op Wikiwijs. Daar klik je één van de filters aan, bijv. de filter 'leerniveau'. Zet een vinkje voor 'Leerniveau' en klik op 'Toon'. Nu krijg je de mogelijkheid je zoekresultaten te verfijnen, o.a. op 'Collectie'. Als je die knop aanklikt, zie je wie er op dit moment allemaal materialen aanleveren voor de verzameling. Er zijn er een heleboel, variërend van materialen ontwikkeld door (samenwerkingsorganen van) scholen (bijv. de Onderwijsvernieuwingscoöperatie en Digilessen VO) tot musea (bijv. museum Naturalis) en van commerciële leermaterialenontwikkelaars (bijv. educatieve uitgeverij Tumult) tot expertisecentra (bijv. het Freudenthal Instituut) en stichtingen met een (o.a.) een educatieve doelstelling (bijv. de stichting Math4All).

Via Wikiwijs vind je nu nog een beetje rijp en groen door elkaar. Het is dan ook verstandig om wat je vindt zelf te scannen op kwaliteit. De eenvoudigste manier daarvoor is te onderzoeken wie de leverancier is: als je weet wie het materiaal heeft gemaakt, zul je als regel ook wel weten hoe betrouwbaar dat materiaal is.

VO-content is nog verre van klaar: er moet nog een heleboel materiaal aan toegevoegd worden voordat het kerndoel-/eindtermendekkend is, en de kwaliteitsfiltering gaat pas van start in september, en dan alleen nog voor een deel van het materiaal. Maar dat wil niet zeggen dat er nu niets te halen is; integendeel. Wie er wat tijd en energie in stopt zal ontdekken dat er heel veel moois te vinden is. En met de tijd wordt dat steeds meer!

Voor wie geïnteresseerd is hierbij de pdf-bestanden van de folders:

maandag 29 maart 2010

Augmented reality en mobiel leren

Zo langzamerhand komen er steeds meer mogelijkheden om leren plaats te laten vinden in de omgeving waarover je leert. Leren over geschiedenis op de locatie waar je over leert, leren over weidevogels in de wei en leren over kunst in je eigen woonplaats als je daar bent. De echte werkelijkheid gecombineerd met een virtuele laag, wordt wel 'augmented reality' genoemd.

Ik heb zelf sinds kort het programma Layar op mijn telefoon. Daarmee worden over datalagen (layers) gelegd over wat je ziet door de camera van je mobiele telefoon. Zo zie je bijvoorbeeld door je camera een gebouw, en over dat beeld wordt een tekst geprojecteerd wat voor gebouw dat is, door welke architect het is ontworpen, in welke tijd enz. Je hoeft niet te wachten totdat je een object door je camera ziet: je kunt het programma ook gebruiken om uit te vinden of een object uit de datalaag die je bekijkt, zich in je omgeving bevindt. De software wijst je dan vervolgens de weg hoe je daar moet komen. De meeste layers zijn vooral aantrekkelijk voor privé-gebruik (welke huizen in de buurt te koop zijn, waar een supermarkt is, waar je in de buurt kunt uitgaan of eten enz.), maar er zijn ook al een heleboel layers die ook aantrekkelijk zijn voor het onderwijs, bijv. over schrijvers in Den Haag, kunst op straat in Nijmegen, belangrijke historische plekken (Canon) in Nederland, informatie over wat er te vinden is in het Kröller-Muller museum. De faculteit Informatica van de Universiteit Utrecht heeft, ontdekte ik, een datalaag gemaakt met daarin roosterinformatie voor studenten Informatica en Informatietechnologie. Wat daarvan het nut is, is me niet duidelijk; ik vermoed dat het een opdracht is geweest om studenten te leren werken met deze tool.

Maar mobiel leren blijft niet beperkt tot Layar: er zijn inmiddels veel meer programmaatjes beschikbaar die mobiel leren mogelijk maken. Vorige week publiceerde SURFnet/Kennisnet het verslag van een z.g. 'Technology Scout': een onderzoek naar beschikbare technologieën met augmented reality voor het onderwijs. Daarin vind je nog veel meer voor het onderwijs interessante programma's, zoals Pocket Universe (over de sterrenhemel), Juniao en Gowalla (waarmee je objecten kunt achterlaten op virtuele locaties, die door anderen opgepikt kunnen worden) en Wikitude (waarmee je zelf 'points of interest', voorzien van een korte tekst en een link, kunt plaatsen op de kaart, die door anderen gezien kunnen worden).

Ik realiseer me dat deze techniek nog voor lang niet iedereen binnen handbereik is. Voor veel van dit soort programma's heb je een iPhone of een mobiele telefoon met het Android besturingssysteem nodig. Dat zijn behoorlijk kostbare apparaten die niet iedereen zomaar kan aanschaffen. Bovendien heb je toegang tot internet nodig om dit soort programma's te kunnen gebruiken, wat natuurlijk ook niet iedereen heeft. Maar het werken met augmented reality wordt wel steeds meer realiteit: ik ben ervan overtuigd dat het mogelijkheden biedt en dat we binnen niet al te lange tijd veel mensen hiervan gebruik gaan maken. En ik hoop dat het onderwijs op tijd aanhaakt: leren in de omgeving zelf is leuk en voegt - bijna letterlijk - een dimensie toe aan leren in de klas. Ik ga zelf de komende tijd eens experimenteren met de programma's die worden genoemd in het rapport van SURFnet/Kennisnet. Met een beetje mooi weer lijkt me dat in ieder geval een prettige en heel gezonde activiteit ;-)


vrijdag 26 maart 2010

Spelend leren

afbeelding van wereldkaart WereldhandelsspelOmdat leren in een spelvorm voor veel leerlingen erg motiverend is, en daarom ook leerwinst oplevert, hierbij de aankondiging voor (gratis) workshops van Bitpress om kennis te maken met hun educatieve games . In deze educatieve games draait het om handel, op het niveau van een onderneming (Bizzkidz, voor VO en MBO, en Bizzgames, voor VO, MBO en HO) of om handel wereldwijd (Wereldhandelsspel Oxfam Novib, voor VO en MBO).

In Bizzkidz en Bizzgames nemen leerlingenteams elke ronde via het internet beslissingen voor hun fictieve onderneming. De ondernemingssimulaties worden ingezet als praktische opdracht, sectorwerkstuk, project en voor Leren Ondernemen in het VO en MBO. Bij Bizzgames kunnen scholen zelf bepalen wanneer het spel start; Bizzkidz is een landelijke competitie die elk jaar rond december/januari van start gaat en eindigt omstreeks april. Voor dit jaar kan niet meer ingeschreven worden, maar volgend jaar is er weer een hele nieuwe ronde.

In het Wereldhandelsspel Oxfam Novib creëert de docent de wereldhandel in de klas.. Als regering van hun land nemen zes leerlingenteams gedurende de speelrondes beleidsbeslissingen. Bij deelname kan een gastspreker in de klas komen vertellen over het standpunt van Oxfam Novib ten aanzien van wereldhandel en globalisering. De tijdbesteding van het Wereldhandelsspel is circa acht studielasturen. Dit kan eventueel uitgebreid worden met aansluitende opdrachten voor de vakken economie, aardrijkskunde, geschiedenis en maatschappijleer, waardoor je kunt komen tot tot een vakoverstijgende praktische opdracht met 20 studielasturen.

Ik heb al een paar keer de finale bijgewoond van Bizzkidz en ik ben ervan overtuigd dat leren door middel van deze games niet alleen leuk is, maar leerlingen ook een beter inzicht geeft in de in de vakken die in de games aan de orde komen!

Ben je geïnteresseerd in het bijwonen van een introductieworkshop dan kan je je hiervoor aanmelden op de sites van de verschillende spellen: Bizzgames, Bizzkidz en Wereldhandelsspel.

donderdag 25 maart 2010

Homogeen en toch gedifferentieerd?

Door: Martijn van den Berg
Deze titel bedacht ik mij na het maken van mijn economie huiswerk. In mijn theoriemoduul heb ik tot nu toe bijna niets hoeven doen. Ik heb veel kennis al van de middelbare school of van mijn algemene kennis. Nu zou je denken dat behalve in Engels, alle VWO mensen hetzelfde idee zouden moeten hebben, maar dit is niet zo. En dit verbaast mij, aangezien mijn slagingscijfers alles behalve denderend waren.

In mijn school zijn veel mensen van verschillende opleidingen. Van middelbare school tot mbo. We hebben ook vele verschillende nationaliteiten, voornamelijk Chinees en Duits. Omdat deze allemaal van zeer verschillende opleidingen komen, met elk een andere focus en specialisatie, is gekozen om het eerste jaar simpel te houden. Je leert de basiskennis, die mensen gedeeltelijk vaak al hebben door ervaring in de horeca, en daarnaast wordt er les gegeven in de vakken van het laatste examenjaar van de middelbare school. Waar ligt het grote verschil dan?

Het grote verschil ligt hem denk ik vaak in hoe graag je de informatie wilt delen. Bij mijn school is leren vaak niet gebaseerd op hoe veel je weet, maar hoe veel je wilt delen. Bij de belangrijkste lesvorm, PBL (blogjes daarover volgen nog) kan je wel veel op papier hebben, maar als je stil bent, komt het niet over. In de hoorcolleges ben ik vaak de bijdehante bijdrage die veel opmerkingen maakt en vraagt in de les, die verantwoording neemt voor de groep.

Daarnaast geloof ik er ook in dat ieder zijn eigen interesses heeft. Zoals ik vaak veel kan vertellen over recht in horeca en economie, zo hoor ik andere mensen zo geïnteresseerd over onderwerpen als computers of sporten. En alhoewel ik af en toe twijfel als mensen andere interesses hebben dan de stof die de opleiding aanbiedt of ze dan wel deze opleiding moeten doen, is het prachtig om af en toe deze interesses te delen. Daar leren we tenslotte allemaal van.

woensdag 24 maart 2010

NL Kids online

Alweer bijna 3 jaar ben ik lid van de 'Advisory Board van EU kids online, het programma Digivaardig&Digibewust en het Meldpunt Kinderporno'. Dat is een behoorlijke mondvol, maar het is niets anders dan een enthousiaste en bevlogen club van mensen die meedenken met de mensen van de in de titel genoemde clubs over digitale ontwikkelingen, veiligheid en kinderen. Eén van de mensen in die adviesraad is prof. dr. Jos de Haan, de man achter de publicatie 'NL kids online'. Op mijn verzoek heeft hij een stuk over de publicatie geschreven, om in mijn blog te publiceren. Omdat het zo'n belangrijk verhaal is en omdat Jos, als onderzoeker, er een veel beter verhaal over kan vertellen dan ik. Hieronder zijn verhaal.


Naar de site van NL Kids onlineMet hun internetgebruik zijn Nederlandse kinderen en tieners koploper in Europa. Van de Nederlandse jongeren tussen de 6 en 18 jaar gebruikte 93% internet, tegen een Europees gemiddelde van 75% (EU27). Tussen 2005 en 2008 is vooral het internet gebruik van 6-10-jarigen toegenomen. In 2008 was van deze groep in Nederland al 83% online, aanzienlijk meer dan de 60% in Europa. De leeftijd dat kinderen met internet beginnen daalt steeds verder.

Nederland is niet alleen een land met hoog internetgebruik onder jongeren, maar ook een land met een relatief hoog risico om met de vervelende kanten van internet in aanraking te komen. Veel voorkomende risico’s in alle Europese landen zijn het verstrekken van persoonlijke informatie, confrontatie met pornografisch materiaal, het zien van gewelddadige of haatdragende beelden, cyberpesten, ongevraagd seksueel getinte opmerkingen ontvangen en een online kennis of ‘vriend’ uit de virtuele wereld in de fysieke wereld ontmoeten.

In Denemarken en Zweden, landen met eveneens een hoog internetgebruik, is het risico dat kinderen lopen verhoudingsgewijs kleiner. In deze landen wordt actiever aan voorlichting gewerkt, meer veiligheid in websites ingebouwd en worden ouders meer bij de media-opvoeding betrokken. Om de veiligheid van kinderen op internet te vergroten verdient het aanbeveling om in meer detail naar de activiteiten in deze landen te kijken, en om na te gaan in hoeverre die ook voor Nederland relevant zouden zijn. Uiteraard blijft het de vraag of soortgelijke activiteiten in Nederland een zelfde effectiviteit zullen hebben.

Om Nederlandse jongeren weerbaar te maken in hun digitale leefwereld is het nodig om ze aan de ene kant vaardigheden bij te brengen, of breder geformuleerd mediawijs te maken en aan de andere kant is het aanbieden van een veilige digitale omgeving noodzakelijk. Om de mediawijsheid te vergroten ligt er een belangrijke taak voor zowel ouders als docenten om aan te vullen op wat jongeren spelenderwijs en van elkaar leren. Voor het aanbieden van een veilige omgeving is het van belang om hoogwaardige content te ontwikkelen en kinderen via speciale browsers hier naar toe te leiden, om meer content te labelen op een manier die bekend is via de Kijkwijzer en om Internet Service Providers (ISPs) veiligheid in te laten bouwen.
Dit zijn de belangrijkste conclusies van de SCP-publicatie NL Kids online. Nieuwe mogelijkheden en risico's van internetgebruik door jongeren geschreven door Jos de Haan. Het eerste exemplaar werd op 5 maart j.l. aangeboden aan Tineke Netelenbos, voorzitster van de programmaraad Digivaardig&Digibewust. In de publicatie worden de belangrijkste uitkomsten samengevat van het project EU Kids online.

Het project EU Kids online is gesubsidieerd door het Safer Internet plus Programme (DG Information Society and Media), de Europese Commissie en gecoördineerd door de London School of Economics and Political Science (LSE) in de personen van prof. dr. Sonia Livingstone en dr. Leslie Haddon. In het project zijn resultaten van empirisch onderzoek uit 21 Europese landen bij elkaar gebracht, toegankelijk gemaakt en in onderlinge samenhang geanalyseerd. Het project onderzocht in hoeverre de online activiteiten van jongeren in Europese landen op elkaar lijken, en waar en waarom landen van elkaar verschillen. Op basis van het onderzoek zijn aanbevelingen voor beleid en vervolgonderzoek geformuleerd.

Ben je geïnteresseerd in de publicatie? Hij kan gratis gedownload worden van de site van het SCP.

dinsdag 23 maart 2010

Verhalen, verhalen en nog eens verhalen

Klik hier om naar de site Register van de Dag van Gister te gaanBijna altijd als er in verhalen wordt verwezen naar die geweldige docent die zo goed verhalen kon vertellen, dan wordt daarmee een geschiedenisdocent bedoeld die verhalen vertelde die je meenamen in de tijd, naar een ander land, een andere omgeving. Ik herinner me zelf ook zo'n docent. Hij was al behoorlijk oud en een beetje doof waardoor zijn stem soms hard, maar soms ook te zacht was. Je moest daarom wel heel stil luisteren om zijn verhaal te horen, maar dat was geen probleem: zijn verhalen waren altijd boeiend. En het was ook heerlijk om lekker te luisteren zonder direct allerlei vragen te hoeven beantwoorden, maar je mee te laten voeren naar waar hij je bracht.

Niet elke docent heeft die gave van vertellen. Je kunt dan natuurlijk gebruik maken van boeken, maar een verhaal van 'iemand die erbij was' is soms leuker en spannender dan een verhaal uit een boek. Een heel leuke site om op zoek te gaan naar getuigenissen, is de site 'Het Register van de Dag van Gister'. Op deze site worden persoonlijke herinneringen van senioren vastgelegd voor wie er maar naar wil luisteren. De meeste verhalen op de site zijn met speciale hardware (een 'verhalenkabinet', met een scherm, toetsenbord, scanner en telefoonhoorn) toegevoegd in het kader van een programma dat draait in bibliotheken in Noord- en Zuid-Holland, maar de verhalen beluisten kan iedereen. Ook kan iedereen die dat wil verhalen toevoegen via de site.

Daarmee biedt het programma niet alleen mogelijkheden voor scholen in Noord- en Zuid-Holland (zij kunnen zich via de site aanmelden om mee te doen aan een educatief project rondom deze site), maar voor alle scholen in Nederland.

Allereerst kan je de site gebruiken voor het vak geschiedenis, door de leerlingen de verhalen over de recente geschiedenis van ons land te lezen en te beluisteren. Maar er is veel meer mogelijk. Je kunt bijvoorbeeld je leerlingen de opdracht geven om een verhaal op te schrijven van een ouder iemand die 'een belangrijke gebeurtenis' heeft meegemaakt in het verleden. Dat kan een iets zijn wat landelijk speelde (bijv. de hongersnood), maar het kan ook gaan over een lokale gebeurtenis (Paard te water) of plek uit de omgeving (de molen) of over de het dagelijkse bestaan in een bepaalde periode (gezinsleven). De leerlingen kunnen daarvoor iemand zoeken in hun eigen omgeving, maar je kunt ook als school contact leggen met een ouderenorganisatie in de omgeving en met hun hulp op zoek gaan naar verhalen.

Voor de kunstvakken kunnen kunnen leerlingen op zoek gaan naar beeldmateriaal (jpg of png) om zo, samen met de oudere wiens verhaal ze opschrijven, een compleet beeld te creëren van die gebeurtenis. Bij zo'n verhaal kunnen de leerlingen dan weer een eigen verhaal vertellen: wat zijn nu belangrijke gebeurtenissen, welke belangrijke gebouwen of kunstwerken worden nu neergezet in hun omgeving en wat is het verschil in cultuur tussen vroeger en nu?

Voor het vak Nederlands kan je je leerlingen opdracht geven om op basis van de verhalen een dagboek te schrijven van een gefingeerde persoon die leefde in een bepaalde periode. In dat dagboek moeten ze dan een aantal van de gevonden verhalen verwerken, waarbij je ze kunt laten spelen met zaken als flashbacks, vertelde tijd en tijdverdichting, tijdsprong enz.

En tot slot: ga ook zelf eens een kijkje nemen op de site als je van verhalen houdt. Het is geen literatuur, maar het is wel interessant, soms ontroerend en vaak boeiend om te luisteren, te kijken en te lezen!

maandag 22 maart 2010

Ugame-Ulearn: niet alleen voor gamers

Klik hier om naar de website van Ugame-Ulearn te gaanOp 1 april (echt waar, geen grapje) ga ik naar Ugame-Ulearn. Dat is een symposium waar ik me elk jaar op verheug. Inhoudelijk, omdat er altijd mensen komen die een verhaal te vertellen hebben, maar misschien nog wel meer vanwege de vorm en de manier waarop het symposium wordt ingevuld. Niet voor niets heeft Ugame-Ulearn dit jaar als ondertitel: 'The user experience'; het draait bij Ugame-Ulearn niet om het kennis nemen van (droge) feiten maar om een onderdompeling in een andere wereld.

Ik denk dat Ugame-Ulearn heel goed past bij jongeren van nu: het is internationaal, ze zetten op een dynamische manier inhoud neer met een emotionele lading, waardoor er een community wordt ontwikkeld van één dag die aansluit bij verschillende sociale netwerken zoals de blogosfeer en Twitter. Daarbij wordt niemand uitgesloten. Of je nu bekend met sociale netwerken of niet: iedereen brengt zijn eigen expertise in en draagt zo zijn steentje bij. Ugame-Ulearn vind ik leren met een hoge funfactor en ik denk dat al deze kenmerken samen ervoor zorgen dat Ugame-Ulearn past bij deze tijd.

Afgaand op de titel van deze happening, verwacht je dat Ugame-Ulearn gaat over games. Dat beeld is onjuist. De eerste keer dat dit symposium werd georganiseerd stond gaming inderdaad centraal, maar in de daaropvolgende versies stond het woord 'game' volgens mij meer voor de speelse vorm waarin het onderwerp van het symposium (dit jaar vooral innovatie en inspiratie in bibliotheken) gegoten wordt.

Waarom ik naar Ugame-Ulearn ga? Gedeeltelijk om mensen te ontmoeten, maar vooral ook omdat ik de manier waarop hier geleerd wordt heel bijzonder vind en omdat ik graag wil leren hoe ze dat doen. En natuurlijk ook om de inhoud: hoe je websites gebruikersvriendelijk kunt maken, een leeromgeving die ontwikkeld wordt op basis van onderzoek onder de gebruikers, hoe je social media kunt inzetten om je doel te bereiken en over bibliotheken, een leven-lang-leren en web 2.0. Deze sessies worden afgewisseld met een interactieve beursvloer waar standjes te vinden zijn, waar je workshops kunt volgen en waar je in 7 minuten op de zeepkist kunt vertellen wat volgens jouw bibliotheek, museum of onderwijsinstelling 'user experience' is. Je mag natuurlijk ook komen luisteren naar wat anderen te vertellen hebben!
Bekijk onderstaand filmpje als je meer wilt weten over het programma. Ik heb er in ieder geval nu al zin in!

vrijdag 19 maart 2010

Wiskunde-puzzels

Braintraining; ze zeggen dat het je geest scherp houdt en dat het je jong houdt. Dat betwijfel ik: je hersenen zijn geen spieren die je door te trainen in conditie kunt houden. Maar leuk vind ik het wel: die breinspelletjes, en als het me niet jong houdt, dan houdt het me in ieder geval van de straat ;-) Om die reden en omdat de weersverwachting voor het weekend me niet in de verleiding brengt om de straat op te gaan, deze keer een verzameling van maar liefst 32 gratis breinspelletjes, gemaakt door Simon Tatham. Ze zijn voor iedereen die houdt van logisch nadenken, van wiskunde en van puzzelen.

Ik denk dat je met dit materiaal zeker ook hoogbegaafde kinderen blij kunt maken. Vraag ze dan niet alleen om de spelletjes te spelen, maar ook om te beschrijven hoe ze de puzzels oplossen: welke strategie ze daarvoor ontwikkelen. Dat kan een opstapje zijn naar het zelf maken van een spel; met pen en papier of met een programma als Game Maker. Dat programma leent zich uitstekend om puzzel- en breinspelletjes mee te maken.

Je kunt de spelletjes van Simon Tatham online spelen, maar ook downloaden naar je eigen computer: windows, mac of Unix. Een aantal spellen kan ook geïnstalleerd worden op een mobieltje (Palm, Android en SymbianS60). Op de site vind je bij elk spelletje een handleiding, maar de meeste spelletjes zul je waarschijnlijk ook zonder dat wel kunnen doorgronden. De oplossingen staan er niet bij: die moet je helemaal zelf zoeken. En dat valt lang niet altijd mee. Veel plezier!

donderdag 18 maart 2010

Bioshock 2; Sea of Dreams

Door: Martijn van den Berg
Na een schijnbare miscommunicatie met de post heb ik het heft zelf in handen genomen en Bioshock 2 alsnog gekocht. Dit is het laatste deel in de serie games die ik dit moduul review, en dat komt mooi uit, want het wordt toch wel lichtelijk drukker op school. Na het reviewen van de andere drie spellen was ik al, zonder dit spel te spelen, er achter dat dit spel het meest educatieve van de vier was. Dit is best wel apart, aangezien ik nog niets van het spel had gezien.

Ik heb dit oordeel gebaseerd op de eerste Bioshock, die ongeveer twee jaar geleden uit kwam. Dat was een ongelofelijk leuk spel, alleen de plotselinge twist in het verhaal vond ik maar niets. Bij het volgende deel werd beloofd dat het verhaal een onderlinge tweestrijd was tussen democratie en communisme.

En die belofte is nagekomen. Bioshock speelt zich nog steeds af in de onderwaterwereld Rapture, een wereld die opgebouwd is door Andrew Ryan tijdens de tweede wereldoorlog om te ontsnappen aan alle vechtpartijen. Personen werden gekozen om mee te helpen aan deze wereld. Na een tijd ging het mis, omdat er iets uitgevonden werd om DNA te veranderen, om allerlei speciale krachten te krijgen, en daarna sloeg de wereld op hol.

Jij bent een Big Daddy, een superwezen dat zich door de wereld baant op zoek naar zijn little sister, die genetisch met elkaar verbonden zijn. Aan jouw kant staat Sinclair, iemand die altijd in de wereld van Ryan heeft geloofd waar men alles maakte voor het individu, en de vijand is de moeder van jouw little sister, Sofia Lamb, die door mensen tijdens therapiesessie te hersenspoelen veel volgers heeft gekregen door Rature heen onder de naam "de familie van Rapture".

Als je jezelf door de prachtige wereld Rapture baant, neemt het verhaal continu andere wendingen. Waar Sofia je uit wil schakelen om haar wil door te duwen en zo groot heerser van Rapture te worden, wil Sinclair jou helpen alleen om aan het eind zijn eigen doel te verwezenlijken: de technologie van Rapture voor eigen gebruik meenemen. Je staat tussen twee mensen in.

Door het spel heen praten verschillende personen op je in om zowel de originele filosofie van Rapture, het communisme, als de filosofie van Sofia Lamb, het communisme. Jij kan dan ook de keuze maken om de vollgers van Lamb te vervolgen voor wat ze gedaan hebben onderweg of ze in leven te laten. Dit maakt een heel interessante keuze, en laat de speler kiezen wat nu goed en wat nu slecht is. En dat verhaal maakt dit spel nu zo interessant.

woensdag 17 maart 2010

Plagiaatdetectie online

klik hier om naar de website van Paper Rater te gaanIk heb de indruk dat op een groeiend aantal scholen gebruik wordt gemaakt van software om plagiaat te detecteren. Daarvoor worden meestal - prijzige - programma's gebruikt als Turnitin en Ephorus, die vaak binnen een ELO worden gedraaid. In deze programma's kan je teksten invoeren die dan vergeleken worden met teksten die eerder ingeleverd/ingevoerd zijn, en/of met teksten die op het web te vinden zijn. Deze programma's zijn natuurlijk niet waterdicht, maar naarmate je database beter gevuld is, worden de kansen om plagiaat te ontdekken, groter.

Vandaag ontdekte ik een online programma: Paper Rater. In dit programma voer je online een tekst in. Het programma geeft vervolgens aan of die tekst origineel is of niet. Hoe dat precies gedaan wordt, kan ik niet achterhalen. Het programma maakt volgens mij (nog) weinig gebruik van databases of indexen om te zoeken naar vergelijkende teksten, maar analyseert de ingevoerde tekst op veel gebruikte zinsneden en patroonherkenning. Ik vermoed dat het programma daardoor alleen geschikt is voor Engelstalige teksten. Als test heb ik een tekst uit het weblog van Paper Rater ingevoerd (overigens: de moeite waard, dat blog, voor wie zich bezig houdt met het schrijven van Engelstalige teksten!). De software gaf aan dat de door mij ingevoerde tekst waarschijnlijk plagiaat was. Dat klopte ;-)

Maar door deze heel andere manier van plagiaatdetectie, biedt Paper Rater veel meer mogelijkheden. De software geeft niet alleen aan of een tekst origineel is of niet: hij geeft ook tips over spelling, grammatica, woordkeus, schrijfstijl en of je veel of weinig gebruik hebt gemaakt van moeilijke woorden. Daarmee is Paper Rater volgens mij vooral interessant om in te zetten bij de Engelse lessen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs of voor het hoger onderwijs. Leerlingen of studenten die een Engelstalige tekst schrijven kunnen met Paper Rater kijken wat de kwaliteit is daarvan. Wat ik zelf onder andere handig vind, is dat Paper Rater je alternatieven aanreikt als je een woord verkeerd hebt gespeld of als je stijlfouten maakt. Maar het allerleukste vind ik dat je door met Paper Rater naar je eigen teksten te kijken, die op een andere manier gaat bekijken. Maak je lange zinnen of korte, is je woordkeus ingewikkeld of juist eenvoudig en maak je veel of weinig gebruik van verbindingswoorden zoals 'omdat' en 'als een gevolg daarvan' om de samenhang tussen je zinnen duidelijk te maken?

Met deze functies vind ik Paper Rater een waardevolle aanvulling op bestaande plagiaatdetectieprogramma's. Ik vermoed dat ze de ingevoerde teksten gebruiken om hun database te vullen, wat zou betekenen dat de software gaandeweg beter wordt. Het zou mij niet verbazen als op den duur deze aanpak beter werkt dan de aanpak van de programma's die nu gebruikt worden. En - belangrijk voordeel - Paper Rater is gratis. Het is jammer dat het alleen werkt bij Engelstalige teksten, maar wie weet komt er ook nog eens een Nederlandstalige variant.

dinsdag 16 maart 2010

Waar zoek jij?

Afbeelding van een vergrootglasVorige week schreef ik een blogpost over het belang van bronnenkennis: als je weet welke bronnen je kunt doorzoeken om een antwoord te krijgen op je vraag, dan heb je je vraag al voor de helft beantwoord. Dat bracht me ertoe om voor mezelf na te gaan welke bronnen ik gebruik waarvoor.

Allereerst ben ik - dat zal niemand verbazen - een trouwe volger van talloze blogs. Ik gebruik blogs om op de hoogte te blijven, en vertrouw erop dat ik mijn blogs zo heb gekozen dat ik daarmee a) op de hoogte blijf van recente ontwikkelingen, b) dat ik kan vertrouwen dat wat ik lees correct is en c) dat elk nieuwtje gelegd wordt naast de mogelijkheden die passen bij datgene waar ik me mee bezig hou (ict en onderwijs). Blogs doorzoek ik meestal met Google Blogsearch.

Ik volg ook een aantal mensen via Twitter. Daarmee krijg ik werkelijk steeds de allerlaatste nieuwtjes binnen. In de Twitterstroom die ik volg zit meer ruis: de mensen die ik volg schrijven ook over dingen die niet direct met hun en mijn vakgebied te maken hebben. Ze geven ook vaak wat meer persoonlijke informatie weg, en er is minder verdieping. Ik voel me bij Twitter ook minder zelf aan het stuur staan: ik krijg, in vergelijking met blogs, veel informatie waar ik niet op zit te wachten. Ook ken ik niet iedereen van wie ik de berichten volg omdat ik niet alleen de tweets volg van personen, maar ook op onderwerp. Dat betekent dat ik niet altijd de informatie vertrouw die ik via dat kanaal binnen krijg. Het leuke daarvan is wel dat je soms bij dingen uitkomt die je uit jezelf nooit had gezocht maar die wel interessant blijken te zijn. Serendipiteit dus. Als ik weinig tijd heb, is Twitter de eerste informatiekraan die ik dichtdraai, maar als ik op zoek ben naar verbreding is het de eerste kraan die open gaat. Als er een voor mij interessant evenement is, maak ik graag gebruik van de Twitter om te volgen wat er daar gebeurt. Meestal gebruik ik daarvoor Tweetdeck en soms ook van TwitterSearch.

Ik ben ook lid van verschillende vakcommunities en nieuwsgroepen. Daar krijg ik minder directe informatie binnen, maar gaat het vooral om interactie wat soms tot hele nieuwe inzichten leidt. Bij sommige communities worden de berichten bewaard, wat leidt tot een prachtig archief waar ik graag uit mag putten. Eén van de mooiste communities die ik ken op het gebied van onderwijs en ict is de Scholenlijst; het netwerk maar ook het archief van de Scholenlijst zijn voor mij een nagenoeg onuitputtelijke bron van informatie.

Naast zoeken via en in deze sociale netwerken maak ik natuurlijk ook gebruik van de gewone zoekmachines. Meestal Google, soms aangevuld met Yahoo of met Clusty (handig, vind ik, om verwante termen te vinden en zo mijn zoekopdracht te verfijnen). Zoekmachines gebruik ik als ik direct antwoord wil op een duidelijk afgebakende vraag: een definitie van een begrip, feiten, een naam of de titel van een boek, enz.

Als ik zoek naar beeldmateriaal kom ik meestal terecht bij Flick en bij YouTube. Bij beide maak ik gebruik van de ingebouwde zoekopties en meestal biedt dat ruim voldoende mogelijkheden. Voor bewegende plaatjes maak ik graag gebruik van Picsearch: daar kun je specifiek zoeken op animated gifs, wat ik erg handig vindt.

Daarnaast heb ik in de loop van de jaren een enorme hoeveelheid favoriete websites verzameld, waar ik graag op terugval als ik op zoek ben naar bijv. leermaterialen. En - last but not least - ik maak graag gebruik van het archief van mijn eigen weblog. Want na zoveel jaar bloggen heb ik daar ook een fikse verzameling met tips en trucs waar ik zelf met enige regelmaat op terugval omdat ik nog wel weet dat ik me ooit heb verdiept in een onderwerp maar geen idee meer heb wat ik toen precies heb ontdekt ;-)

Wat zijn jullie favoriete websites/zoekmachines/ingangen naar informatie? Hebben jullie nog tips voor mij?

Afbeelding van Jeffrey Beall, gepubliceerd onder CC-by-nd.

maandag 15 maart 2010

Wiskunde- en andere ideetjes

afbeelding van mindmap met Google-ideetjesWiskunde wordt door velen gezien als een lastig en vooral saai vak. Ik deel die mening niet: ik vond het wel leuk omdat het zo logisch was en een beroep deed op mijn redelijk ordelijke manier van werken. Maar ik kan me wel voorstellen dat niet iedereen er zo over denkt en dat cijfers, lijnen en vlakken voor sommigen verschrikkelijk saai zijn.

De site Gogeometry kan in dat geval helpen. Je vindt er een ongelooflijke hoeveelheid plaatjes, animaties, video's, verwijzingen naar de kunst, wiskunde bij de Inca's, quizzen en puzzels. En - ook heel makkelijk voor de docent - een heleboel vraagstukken die je de leerlingen kunt voorleggen, elk voorzien van een duidelijke tekening.

Voor mij is de site een beetje een verzameling van rariteiten: een kaleidoscoop van een schilderij van Van Gogh, een filmpje over symmetrie en eentje over Mandelbrot fractals, een Sesamstraat filmpje over de achthoek en een verzameling uitspraken over wiskunde van allerlei historische figuren, maar ook een diapresentatie met spreuken die de maker van de site - blijkbaar - aanspreken en informatie over de 7 wereldwonderen. Een item dat ik erg aardig vond, en dat bruikbaar is voor alle vakken is de mindmap hoe je Google kunt gebruiken in het onderwijs. Die mindmap is niet helemaal up-to-date (Google Notebook wordt bijvoorbeeld niet meer ondersteund door Google), maar nagenoeg alles is (nog) bruikbaar: algemene tips over het gebruik van de verschillende tools die Google aanbiedt, uitgewerkte lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van de verschillende tools van Google en posters met informatie over hoe je de zoekmachines van Google moet gebruiken.

Alles bij elkaar vind ik het een wonderlijke, maar wel waardevolle collectie. Wat me wel stoort is de enorme hoeveelheid advertenties: soms zijn het er zoveel dat je echt op zoek moet gaan naar de door jou gewenste informatie. Dat wordt versterkt doordat de site lastig te doorzoeken is omdat je er op een heleboel verschillende manieren doorheen kunt navigeren. Ik vond het zelf het prettigst om te werken met de sitemap; daarnaast heb ik de site doorzocht op de onderwerpen waarover ik informatie wilde met behulp van het commando 'site:gogeometry.com' (bijv. 'site:gogeometry.com pythagoras'). Maar je kunt ook, net als ik, gewoon eens wat geen klikken en je laten verrassen door wat je al klikkend ontdekt ;-)

vrijdag 12 maart 2010

Facebook in de les

logo FacebookOp het weblog Tomorrow's Tech in todays schools las ik een prikkelende post over het gebruik van Facebook voor het onderwijs.

Hyves zelf zegt dat één en op de zes bekeken pagina's in Nederland een Hyves-pagina is, maar op dit moment is Facebook in opkomst, dus het is tijd voor tips over het gebruik van Facebook in het onderwijs (waarvoor overigens net zo goed gebruik gemaakt kan worden van Hyves).

Op 'Tomorrow's Tech' wordt een voorbeeld gegeven van het gebruik van Facebook voor het vak geschiedenis. Leerlingen krijgen de opdracht een Facebook-profiel te maken van een historische figuur; in het (ppt)voorbeeld is dat John F. Kennedy. Op de Facebookprofielpagina vullen de leerlingen van alles in over hem: waar en wanneer hij geboren is, met wie hij getrouwd is, waar zijn politieke voorkeur lag, wat zijn hobbies waren en wat zijn favoriete films en boeken. Op de fotopagina zetten leerlingen foto's van Kennedy en op het prikbord (wall, in de Engelstalige versie) komt te staan wat Kennedy 'recent' heeft gedaan.

Tomorrow's Tech noemt nog meer voorbeelden van het gebruik van Facebook:
  • een profielpagina over een gesteente (voor het vak science (ANW of NLT),
  • een profielpagina over een land of gebied (voor aardrijkskunde,
  • een profielpagina over een land, een auteur, een historische figuur, een fictieve persoon in dat land,
  • een profielpagina over een bepaalde theorie of formule (voor wiskunde, scheikunde of natuurkunde),
  • een auteur of fictief personage voor de lessen in de eigen taal.


Ik vind de voorbeelden leuk, maar ik mis er nog wel de interactie in. Het maken van een profielpagina over de genoemde onderwerpen is in feite niets anders dan het maken van een werkstuk, alleen dan volgens een tevoren beschreven format. Volgens mij wordt het pas echt leuk als je de leerlingen vervolgens iets gaat laten doen met die pagina. Je kunt leerlingen bijvoorbeeld een aantal profielpagina's laten maken over historische personen en die met elkaar in contact laten komen. In het voorbeeld van Kennedy zou één groep leerlingen de pagina over Kennedy kunnen maken en andere groepen pagina's over mensen die een rol in zijn leven hebben gespeeld, bijv. zijn vrouw, de (toentertijd toekomstige) president Nixon, Eisenhower en Fidel Castro. Als de pagina's klaar zijn beschrijft de docent een historische gebeurtenis. De leerlingen moeten die gebeurtenis beschrijven op hun Facebookpagina, en - afhankelijk van de gebeurtenis - met hun tijdgenoot contact leggen. Via een directe mail, door een berichtje achter te laten voor die persoon of door een reactie te geven op een foto. Via welk medium de leerlingen communiceren met hun tijdgenoten mogen ze zelf bepalen. Duidelijk zal zijn dat een berichtje naar zijn vrouw als regel beter via een persoonlijke (Facebook)mail verstuurd kan worden, terwijl andere reacties aan betekenis winnen als ze door iedereen te bekijken zijn.

Het aardige is dat door de aanpak leerlingen niet alleen heel veel leren over een bepaald tijdvak, maar ook over mediawijsheid: wat kan je op een profielpagina zetten, hoever moet je gaan in het gezellige meechatten, en wanneer kan je beter rechtstreeks met iemand contact opnemen?

Op dezelfde manier kan je leerlingen een aantal stellingen laten verdedigen, je kunt de dieren/planten in een biotoop met elkaar laten 'praten' en je kunt leerlingen een Facebookpagina laten maken van een fictieve robot waaraan ze een aantal eigenschappen toekennen (en vast laten leggen op hun profielpagina's) en die met elkaaar laten strijden (zoals een robotgevecht, waarbij een robot van metaal wint van een robot van plastic als ze door een hete ruimte moeten, en een robot van hout blijft drijven als hij moet zwemmen, terwijl de metalen robot gaat roesten).

Zo zijn er natuurlijk nog tal van andere opdrachten te bedenken. Het zal leerlingen zeker tijd kosten om de pagina te maken en contacten met anderen te onderhouden, maar ik ben ervan overtuigd dat ze zo wel heel goed inzicht krijgen in de besproken figuren/onderwerpen en alles wat daar omheen zit!

donderdag 11 maart 2010

Ikariam; de wijde wereld in



Door: Martijn van den Berg
Zo jammer als ik het vind dat mijn vierde en laatste spel, Bioshock 2, nog niet binnen is, het geeft me ook wat tijd om terug te denken aan hoe het vroeger was. In de tijd dat ik nog veel meer achter de games zat. Vooral het spel Ogame staat me bij van vroeger, omdat het een spel was dat je continu bij moest houden. Toen ik met Ogame gestopt was, heb ik nog regelmatig mailtjes gekregen van GameForge, de organisatie die vele van de hedendaags populaire online MMO's heeft gemaakt. Af en toe heb ik nog wel eens dingen uitgeprobeerd, maar nooit echt zo ver als Ogame. Vorige week vroeg mijn moeder me of ik Ikariam kende, een ander spel van GameForge. En laat ik nu net dat spel een maandje gespeeld hebben.
Als GameForge een spel bouwt, dan is het in het begin volledig gratis. Het spel kan dan populair worden, en met de feedback van de spelers kan het spel geperfectioneerd worden. Vervolgens worden er advertenties geplaatst in het spel, om enige winst te behalen, en uiteindelijk komt ieder spel in een fase, waarbij je nog wel gratis kan spelen, maar waar in de praktijk de beste spelers diegene zijn, die er het meeste geld in hebben gestopt, omdat je daarmee allerlei voordelen kan kopen. Ik heb het spel nog in de eerste fase gespeeld.
Ikariam is een spel, waarbij je net als Ogame grondstoffen moet delven, om hiermee gebouwen en troepen te maken. Je begint in een Romeins-achtige wereld, op een van de vele eilanden. Ikariam kent vijf basisgrondstoffen, en ieder eiland kent zijn eigen specialiteit om de onderlinge handel tussen eilanden te bevorderen. Je begint met één stad, waar je allerlei gebouwen bouwt om zo steeds machtiger te worden, om uiteindelijk uit te breiden naar meerdere steden.
Ikariam is een gecompliceerd spel. Niet alleen omdat je de goede balans tussen de vijf grondstoffen moet houden, maar ook omdat je de bevolking tevreden moet houden, en omdat je continu naar vele factoren moet kijken. Dit maakt het af en toe moeilijk te kijken waar je je grondstoffen nu precies voor gaat gebruiken en wat je je bevolking precies laat doen. Dit aspect maakt het een redelijk interessant spel om te spelen. Ik adviseer alleen wel, om nooit geld ervoor te betalen, want dat is meestal zonde. Het is leuk om te spelen tot op een bepaald punt, maar daarna is het het beste om, net als de makers, naar het volgende spel te gaan.

woensdag 10 maart 2010

Reclame maken

Screenshot van spel BOB-Daar kun je mee thuiskomenDe mediabestedingen nemen af, las ik laatst op de website Villamedia. Dat verbaast me niet als ik denk aan advertenties in kranten en tijdschriften. Maar als ik kijk naar wat er aan reclamegames gemaakt wordt, dan denk ik dat in die sector nog heel wat geld wordt uitgegeven. Games over commerciële merken zoals Unox en voor de NUON, maar ook over ideële doelstellingen zoals de bestrijding van malaria en niet rijden als je alcohol gedronken hebt. Ook de overheid maakt gebruik van games om 'Geo'- studentente werven voor het MBO en het hoger onderwijs.

Doelgroep van de meeste van deze games zijn jongeren. Via Hyves, MSN en Facebook worden ze voortdurend verleid om dit soort spellen te spelen. In sommige van die games is de reclame overduidelijk aanwezig, maar in andere is die wat minder zichtbaar. Als onderdeel van de merknaam wordt bovendien vaak gewerkt met stereotypen: stoere, vechtende en racende mannen en sexy vrouwen die veel van winkelen houden en van make-up. Niet echt een beeld dat ik graag aan jongeren zou willen meegeven.

Daarom is het van belang dat jongeren leren de reclame en de beelden in (dit soort en andere) games te herkennen. Een leuke manier om dat te doen is zelf een game te bedenken en liefst ook nog te maken. Het leukste lijkt het mij om de leerlingen daarbij zelf te laten bepalen over welk onderwerp ze een game maken. Welke boodschap zouden zij, door middel van een game, aan anderen willen overbrengen? Die opdracht past prima in een les over geschiedenis of maatschappijleer, maar ook bij maatschappijleer, aardrijkskunde of biologie. En misschien is het ook wel een goed idee om een game te maken over wat je kunt doen na je schoolopleiding, als onderdeel van het vak LOB.

Alleen al door het bepalen van het onderwerp en vervolgens de inhoud van de game laat je leerlingen nadenken en discussiëren over onderwerpen waar ze anders vaak maar moeilijk van gedachten over willen wisselen. Het maken van zo'n spel kan bijdragen aan de motivatie. Samenwerken met anderen, binnen maar ook buiten het klaslokaal (maatschappelijke organisaties die het doel ondersteunen) en zelf iets maken wat een maatschappelijke functie heeft, leidt volgens Shneiderman tot meer engagement, en daardoor tot betere resultaten. Reclamegames maken kan een goede manier zijn om dat doel te bereiken.

Kijk voor meer interactieve reclames (waaronder games) eens op het ICblog en vraag je leerlingen wat zij de beste game vinden en waarom. Ze zullen er in ieder geval mediawijzer van worden!

dinsdag 9 maart 2010

Bronnenkennis

afbeelding van een bronGisteren las ik een verzuchting van iemand dat het toch wel héél fijn zou zijn als er één grote bak met leermateriaal zou komen waarin iedereen naar hartenlust zou kunnen zoeken naar bruikbare materialen. Die wens heb ik ook: het zou reuze makkelijk zijn als je je zoektocht naar leermaterialen tot één plek kunt beperken.

Toch ben ik ook terughoudend, want als er heel veel materiaal in zo'n verzamelbak komt, dan wordt zoeken daarin niet makkelijker. Denk maar eens aan zoeken met een gewone zoekmachine: het is helemaal niet makkelijk om met zo'n machine te achterhalen in welk museum dat ene schilderij te vinden is waarvan je de foto in je handen hebt, of 'Wat is hypotheekrente en welke invloed heeft deze op de prijzen van huizen?' of 'Hoe komt het dat vliegen altijd in het midden van de kamer rondcirkelen?' of 'Wie was de eerste mens die kon fietsen'?1 Om dit soort vragen te beantwoorden, moet je heel goed kunnen zoeken. Hoe meer materiaal er is, des te meer vragen kan je beantwoorden, maar des te moeilijker het ook wordt om in die veelheid van materiaal te vinden wat je zoekt.

Dat geldt natuurlijk ook voor leermaterialen. We zijn in het onderwijs al heel druk bezig om materialen te verzamelen en dat is natuurlijk prachtig. Maar kan je in die bak ook vinden wat je zoekt? Hoe zoek je lesmateriaal voor op het digibord voor groep 5 dat past bij de methode X, hoe vind ik materiaal dat gebaseerd is op de visie van Montessori en met welke leermaterialen kan ik een cursus samenstellen over politieke stromingen? En als je lesmateriaal hebt gevonden: hoe kan ik snel zien wat de kwaliteit ervan is?

Veel van dit soort vragen kan je nu al wel stellen bij Wikiwijs, en ik denk dan ook dat we op de goede weg zitten. Maar lang niet alle antwoorden zijn te geven, en de vraag is of dat ooit mogelijk zal zijn. Als het wel mogelijk wordt, dan zullen we in ieder geval ook moeten leren hoe we het zoeksysteem moeten toepassen. Dat geldt dan niet alleen voor degenen die het materiaal zoeken, maar ook voor degenen die het materiaal in de verzamelbak zetten en er labeltjes op plakken.

Daarnaast blijft het volgens mij van belang dat je weet wie materialen maakt waar je graag mee werkt. Met andere woorden: je moet je bronnen kennen. En dat is dan eigenlijk niet zo anders dan nu: als ik een vraag krijg raadpleeg ik bij voorkeur de bronnen die ik ken en vertrouw: websites, portals enz. van instanties en mensen waarvan ik weet dat ze expert zijn op het gebied waarover ik informatie zoek. Die kennis blijft volgens mij daarom altijd van belang, ook als we straks een prachtig gevulde database hebben met leermaterialen. Ik blijf het daarom de moeite waard vinden om te volgen wat anderen publiceren op het net: met die kennis heb ik al heel wat mooie dingen kunnen vinden en met jullie kunnen delen!

1 De antwoorden op deze vragen zijn te vinden bij Al@din, de vragendienst van de Openbare Bibliotheken.

Afbeelding van Michel Coumans, gepubliceerd onder CC-by-nc-nd.

maandag 8 maart 2010

NL Kids online

Naar de site van NL Kids onlineAfgelopen vrijdag was ik bij de presentatie van het boekje 'NL Kids online'; het resultaat van een internationaal onderzoek naar kansen en risico's voor jongeren (van 6 tot 18 jaar) van online activiteiten. Ik vind het een boekje dat iedereen die geïnteresseerd is in mediawijsheid, moet lezen. In het boekje kun je lezen waarom mediawijsheid belangrijk is en waarom we hier in Nederland extra alert moeten zijn en waarom ouders, onderwijs en andere partijen daarin een rol moeten spelen.

Wat informatie en uitspraken uit het boekje (dat je overigens kunt bestellen of gratis downloaden van de site van het Sociaal Cultureel Planbureau):

In de brochure wordt onderscheid gemaakt in drie vormen van online communicatie en vier domeinen:
  • Content (kind als ontvanger) gaat over het kind in de rol van ontvanger van massamedia-informatie (zowel tekst, beeld als geluid).
  • Contact (kind als participant) heeft betrekking op de sociale contacten in online communicatie of op sociale netwerksites.
  • Conduct (kind als actor) betreft het zelf produceren van tekst, beeld of geluidsinformatie en deze uploaden op internet.
Om beleid te kunnen maken op het gebied van mediawijsheid moet je eerst het domein in kaart brengen. Met de indeling in deze brochure kun je als school makkelijk keuzes maken waar jij vindt dat jouw verantwoording ligt, en waar die van anderen, èn zowel ingaan op de kansen als de bedreigingen (of, zoals ik het liever zou willen formuleren: door jongeren gebruik te laten maken van de kansen, ze de competenties (kennis, vaardigheden en attitude) te laten ontwikkelen om de bedreigingen het hoofd te kunnen bieden.

Een bevinding uit het onderzoek: deelname door jongeren in Nederland aan online activiteiten ligt hoog; hoger dan bijv. in België, Frankrijk en Duitsland en veel hoger dan van jongeren in Italië en Griekenland. Maar Nederland blijkt geen veilig land te zijn: de risico's zijn hier groter dan in Duitsland en Frankrijk maar ook hoger dan bijvoorbeeld in Denemarken en Zweden.

Een paar opmerkingen uit de brochure met betrekking tot de rol van docenten:
Ten onrechte gaan scholen in veel Europese landen ervan uit dat zij geen invloed hebben op het internetgebruik van jongeren buiten school. Wat scholen kunnen doen gaat verder dan waar ouders toe in staat zijn. Advies en ondersteuning van docenten zijn vaak effectiever en efficiënter dan die van ouders.
Ook het bijbrengen van informatievaardigheden kan door de inzet van technische hulpmiddelen en aandacht van leraren ondersteund worden. Docenten hebben misschien niet dezelfde technische vaardigheden als jongeren, maar ze zijn wel in staat om kritisch te reflecteren op wat ze zelf doen en wat ze willen bereiken met het gebruik van de media. Juist dit leren hoe informatie gezocht, geëvalueerd en toegepast kan worden ligt in de kern van de schoolse educatieve activiteit. Ook in Nederland verdient de ondersteuning door leraren voor het versterken van informatievaardigheden van leerlingen prioriteit.
Verder zou het goed zijn dat leraren ook betrokken zijn bij de online communicatieprocessen tussen leerlingen. Bij klachten over cyberpesten zijn zij ook opvoeder. Adviezen over hoe leerlingen zich op sociale netwerken en elders in de virtuele wereld kunnen presenteren en hoe niet zijn nogal eens nodig. De gedachte dat ouders deze taken wel voor hun rekening nemen is niet altijd terecht en juist de kinderen met de minste ondersteuning van huis uit hebben deze steun vaak het meest nodig.
Toegang tot en (verantwoord) gebruik van media is geen gunst die je als school wel of niet kunt verlenen, maar een recht dat kinderen hebben volgens de VN Conventie over de rechten van het kind:
kinderen moeten hun meningen vrijelijk kunnen uiten over alle zaken die hen aangaan (art. 12), via ieder medium van hun voorkeur (art. 13), met bescherming van hun privacy (art. 16) en zouden zij massamedia moeten kunnen gebruiken die informatie verspreiden die bevorderlijk is voor hun sociale en culturele welzijn (art. 17).
Zo vind je in dit boekje nog veel meer informatie over mediawijsheid, en over de kansen en verplichtingen die er liggen voor de verschillende partijen die zich bezighouden met kinderen en ICT. De informatie uit dit boekje kan je zeker helpen als je mediawijsheid een structurele plaats wilt geven in je onderwijs.

vrijdag 5 maart 2010

Mediawijsheid: pure noodzaak

foto van 2 cammende jongerenWeet jij hoeveel procent van de Nederlandse meiden wel eens een webcam gebruikt? Ruim 75%. En weet je dat van al die meiden 6% wel eens onder druk is gezet om iets te doen voor de webcam wat ze eigenlijk niet wilden (zichzelf aanraken, iets uitkleden of iets anders)? Door goSupermodel.nl is onderzoek gedaan naar het webcamgebruik van Nederlandse tienermeiden in de leeftijd 10 tot 17 jaar, met dit - voor mij schrikwekkend - resultaat.

Er zijn ongeveer 4 miljoen jongeren in Nederland onder de 20 jaar. Laten we zeggen dat de helft daarvan meisjes zijn en daarvan is éénderde tussen de 10 en de 17. Dan hebben we het over meer dan 650.000 meisjes. Ruim 75% daarvan heeft een webcam, dus 500.000 meiden. Daarvan is 6%, oftewel 30.000 meiden, voor de webcam wel eens onder druk gezet om iets tegen haar zin te doen. Nu is de groep meiden die goSupermodel bezoekt misschien niet een goede doorsnee van de gemiddelde Nederlandse tienermeid, maar ook al is het maar de helft, dan zitten we nog aan meer dan 15.000 meisjes die op bij het webcammen onder druk zijn gezet om iets te doen wat ze eigenlijk niet wilden. Vijftienduizend!

Hoeveel het er precies zijn, maakt me eigenlijk niets uit. En ik weet ook dat de meeste meisjes uit die groep er achteraf bezien geen naar gevoel aan hebben overgehouden. Toch vind ik dat het er teveel zijn. Teveel omdat dit soort problemen vaak te voorkomen is. Door meisjes weerbaar te maken, door met ze te praten over wat ze wel en wat ze niet willen met de computer. Door ze te laten zien wat je kunt doen met een webcam: aan leuke dingen èn vervelende dingen. Door ze zelf eens een webcamfilmpje te laten maken en te bewerken. Door ze te laten zien dat je webcamfilmpjes kunt gebruiken om jezelf te promoten, maar dat anderen ze ook kunnen gebruiken om je naar beneden te halen.

Wie dat moet doen? Natuurlijk ligt hier een taak voor de ouders. Maar ouders laten het soms afweten. Uit het onderzoek blijkt dat 8,7% van de ouders niet eens weet dat dochterlief gebruik maakt van een webcam, en tweederde van de meiden geeft aan nog nooit internetles van hun ouders te hebben gehad, geen controle van ouders te voelen en nooit te praten met hun ouders over wat zij op internet doen. Ik denk dat het onderwijs hierin ook een rol kan en moet spelen. Niet alleen omdat ouders soms die taak laten liggen, maar ook omdat de noodzaak van mediawijsheid zich beperkt tot het leven thuis: mediawijs moet je altijd en overal zijn. Ken je iemand die in de problemen is gekomen door het gebruik van de webcam? Meld het dan aan. Misschien voorkom je dat anderen hetzelfde overkomt!

Wil je aandacht besteden aan webcamgebruik in je klas? Kijk dan eens voor ideeën op de site Medialessen. Of schrijf zelf een Camwijs! wedstrijd uit voor je klas. Wedden dat je leerlingen zelf ontdekken hoe ze hun webcam goed kunnen gebruiken?

Bekijk ook even onderstaand filmpje dat gemaakt is in het kader van de wedstrijd Camwijs!

Afbeelding van Giorgio Montersino, gepubliceerd onder CC-by-sa.

donderdag 4 maart 2010

De Joint Venture

Door: Martijn van den Berg
Vroeger keek ik altijd klokhuis. Als kind vond ik dat razend interessant. Ik leerde er altijd heel erg veel van. Zo staat me bij dat ik ook iets heb geleerd over dat bij de marine iedereen een zogenaamde buddy had. Zo kunnen vermisten makkelijk opgespoord worden, en zo had je altijd iemand om voor te zorgen. Na meer dan een half jaar op school te zitten, valt mij opeens op dat iedereen op school ook continu met dezelfde persoon omgaat.

Het is heel erg apart om te zien, maar na het introductiemoment gaat iedereen met elkaar socializen, en komen ze er allemaal in koppels uit. Bijna iedereen vindt een compleet vreemde bij de studie waar ze dan dagelijks mee omgaan en alles mee delen. Meestal is het in dit geval ook vrouw zoekt vrouw en man zoekt man, vanwege de manier van informatie delen tussen de verschillende geslachten en de mate van begrijpbaarheid. Dit is naar mijn idee omdat mensen al snel vrienden willen maken bij een nieuwe opleiding. Dan ontmoet je al snel iemand die dit ook wil, en dan ga je al snel veel dingen delen. Dit lukt vaak goed, omdat je dezelfde opleiding doet, in dezelfde stad woont en uiteindelijk dezelfde dingen meemaakt.

Aan de ene kant vind ik dat een nadeel, aangezien ik graag met iedereen wil omgaan, en als er groepjes gemaakt worden, gaat iedereen al snel met zijn of haar "partner". Daarnaast zijn er ook mensen die achter blijven op dit gebied en ook heel graag zo iemand vinden, en het dan uiteindleijk heel moeilijk vinden om in een dergelijk groepje te komen. Daarnaast is het ook wel een voordeel, omdat je bij sommige groepjes kunt aansluiten bij de activiteiten die ze al gepland hebben, zonder enige nuttige imput te hebben. Het levert altijd wel grappige situaties op.

En voor mij? Heb ik mijn joint venture gevonden? Misschien niet binnen mijn klas, maar mijn klas verandert te vaak om daar nut aan te hebben. Ik vind het persoonlijk handiger om iemand thuis te vinden. Dit geeft je de kans voor elkaar te zorgen, en als zoiets succesvol is, zal je er ook dagelijks iets aan hebben. Misschien dat we daarom in Holland het gezegde hebben: beter een goede buur dan een verre vriend. ;-)

woensdag 3 maart 2010

Bloggen op de basisschool

klik hier om naar de website kidblog.org te gaanWie met zijn klas wil bloggen, kan natuurlijk terecht bij diensten als Blogger of Web-log. Maar, zoals ik gisteren al zei: dan is het wel handig als je op de één of andere manier kunt volgen wat je leerlingen doen op dit voor school gemaakte blog. En misschien wil je dat blog ook wel gedeeltelijk afschermen.

Voor basisscholen (en onderbouw VO) is er Kidblog: een gratis en reclamevrije weblog-tool waarmee docenten blogs aan kunnen maken voor hun leerlingen, en waarvan je in één overzicht alle posts van die weblogs kunt bekijken. Als docent heb je toegang tot een heleboel beheersfuncties:
  • je maakt gebruikers aan. Een gebruiker kan docent zijn, leerling, gast, groepsleider of beheerder,
  • je kunt groepen aanmaken. Een leerling die wordt toegevoegd aan een groep, kan per post kiezen of hij publiceert in die groep of niet. Op die manier kan je posts van verschillende leerlingen over één onderwerp bij elkaar houden (bijv. posts over boeken die de kinderen hebben gelezen of over games die ze hebben gespeeld, over een thema dat behandeld wordt in een bepaalde periode enz.),
  • je kunt zien welke blogposts en commentaren recent geschreven zijn,
  • je kunt de posts van je leerlingen bekijken, bewerken of weggooien,
  • je kunt de commentaren op de blogposts bekijken, bewerken of weggooien,
  • je kunt bepalen wie de blogs die gemaakt zijn door je leerlingen mag lezen: iedereen, leerlingen van de klas en gasten die een inlog-account hebben gekregen, alleen leerlingen of alleen de docent,
  • je kunt bepalen wie een reactie mag geven op de blogs van je leerlingen,
  • je bepaalt of de docent altijd eerst een commentaar moet goedkeuren voordat die online verschijnt of niet.
Je blogposts kan je op allerlei manieren verfraaien en compleet maken: je kunt je teksten vormgeven (lettertype & - grootte) en linkjes toevoegen en je kunt bestanden toevoegen, plaatjes, geluidsbestanden en filmpjes die op je computer staan of van YouTube of Google Video. De vormgeving van de blogtool doet mij denken aan Wordpress; ik vind hem zelf erg gebruikersvriendelijk.

Ik kan maar één nadeel ontdekken aan de tool: wie de blogposts wil bekijken van een klas krijgt in het startscherm alleen de titels te zien, en dus geen leuke plaatjes of andere versieringen. Dat nodigt natuurlijk niet uit tot doorklikken. Daar staat tegenover dat je met Kidsblog zelf het beheer houdt over gebruikers en wachtwoorden, en dat je makkelijk kunt zien wat je leerlingen doen. En dat geldt dan weer niet alleen voor de docent: ook de leerlingen zelf krijgen steeds te zien wat hun medeleerlingen doen. En dat lijkt me dan wel weer heel stimulerend om te klikken of zelf te gaan schrijven!

dinsdag 2 maart 2010

Pipes van Yahoo

Klik hier om naar de website Yahoo Pipes te gaanIk ben lange tijd fan geweest van de tool SuprGlu. Met die tool kon je een aantal RSS-feeds aan elkaar plakken tot één geheel, waarbij de posts van de blogs netjes chronologisch werden gerangschikt. Handig: zo kon je bijvoorbeeld de blogs van een hele klas bekijken als ware het één weblog. Helaas bestaat SuprGlu sinds kort niet meer, en ik moest dus op zoek naar een nieuwe tool om hetzelfde te bereiken.

In mijn zoektocht kwam ik terecht bij Yahoo Pipes. Die tool bestaat al wat langer, en je kunt er heel veel mee. Eigenlijk teveel voor mij: je moet er behoorlijk wat tijd in stoppen om alles te doorgronden. Maar het aanmaken van een verzamelfeed voor verschillende blogs is niet moeilijk.

In onderstaand filmpje zie je dat je daarvoor eigenlijk alleen maar één opdracht (in de vorm van een blokje) nodig hebt. In dat blokje verzamel je de feeds van de weblogs die je aan elkaar wilt plakken. Als je klaar bent, klik je op 'Run'. Je kunt je feeds ook sorteren: daarvoor heb je een extra opdracht nodig. Ik heb daarvoor de opdracht 'Sort' gebruikt. Die twee opdrachten heb ik aan elkaar gekoppeld, en klaar is kees. Hier kan je het resultaat zien: de verzamelde blogposts van de cursisten van de cursus 23 OVC Dingen.

De vormgeving van de Tube vind ik niet geweldig. Misschien kan je daar wat aan doen als je je verder verdiept in het Tube-systeem. Maar ik ben wel blij dat je hiermee weer posts aan elkaar kan plakken. Voor een docent die bijv. de blogs van een groep leerlingen/studenten wil volgen, vind ik dit een aanwinst omdat de posts van een bepaalde periode (denk bijvoorbeeld aan het bijhouden van een blog in een projectweek, of tijdens een studiereis) netjes bij elkaar staan.

Een voordeel van Yahoo tubes is dat je ze op allerlei manieren kunt publiceren: je kunt er een RSS-feed van maken, je kunt ze embedden in je website of in een blog, je kunt er een widget van maken voor een iGoogle-pagina en nog veel meer.

Ik ben eigenlijk wel benieuwd wie er nog meer gebruik maakt van Yahoo Pipes en waarvoor. Ik ben ervan overtuigd dat er veel meer handige toepassingen zijn, maar ik zie er een beetje tegenop om het allemaal zelf uit te zoeken. Wie heeft ervaringen met deze tool?

maandag 1 maart 2010

Leren door liedjes

Klik hier om naar de website Lyrics Training te gaanGeen idee meer waar ik het ben tegen gekomen, maar ik vind het een te leuke site om voor mezelf te houden: Lyrics Training. Op deze site kan je je talenkennis verbeteren door goed te luisteren naar allerlei bekende (en misschien ook wel minder bekende) liedjes (of moet ik 'songs' zeggen?).

Op de site Lyrics Training moet je je eerst aanmelden (gratis). Als je aangemeld bent, kies je welke clip je wilt horen en bekijken. Als je het liedje meent te kennen, kan je kiezen: ken je alleen de belangrijkste woorden (beginner), een behoorlijk deel van de woorden (intermediate) of ken je echt het hele liedje (expert)? Je start het filmpje nog een keer op en de tekst van het liedje verschijnt onder de clip. Afhankelijk van het niveau dat je hebt gekozen zie je veel of weinig gaten in die tekst. Je moet de ontbrekende woorden invullen. Als je de tekst goed kent, kan je het hele liedje uit laten spelen, maar als je woorden mist, dan stopt het filmpje en moet je opnieuw beginnen. Ik kan je verzekeren: voor iemand zoals ik, die weinig songteksten kent, is dat behoorlijk frustrerend!

Op Lyrics Training kan je zowel oefenen met Engelstalige liedjes, als met Franse en Spaanse liedjes. Er zijn twee Italiaanse, één Duitse en zelfs (één) Nederlandstalige tekst (Dromendief, van Dik Hout). Omdat Lyrics Training een Engelstalige site is, krijg je bij die liedjes keurig een Engelse ondertiteling. Best grappig, om de tekst van een Franstalig liedje te onthouden op basis van een Engelse tekst ;-)

Je kunt ook zelf bij liedjes een gatentekst maken. Daarvoor ga je, nadat je jezelf hebt aangemeld en ingelogd, naar 'My Lyrics' en je kiest een liedje. Onderaan het scherm dat zich dan opent, zie je een help-knop. Als je die aanklikt, zie je de uitleg hoe je een gatentekst kunt toevoegen aan een clip op YouTube. Het ziet er behoorlijk ingewikkeld uit, maar als je het even probeert, valt het wel mee. Mocht je het te moeilijk vinden, dan kan je natuurlijk de hulp inroepen van een ict-vaardige (maar misschien minder taalvaardige) leerling. Dan snijdt het mes aan twee kanten: jij krijgt extra oefeningen voor je leerlingen en de leerling oefent (ongemerkt) heel wat Engels!