maandag 30 november 2009

Onbewust bekwaam

In publicaties als 'Leren van Jongeren' (Wim Veen en Frans Jacobs) en 'Generatie Einstein' (Jeroen Boschma en Inez Groen en ) wordt de indruk gewekt dat jongeren van nu alles weten van computers. Op het eerste gezicht lijkt dat juist: de meeste jongeren zijn prima in staat om hun mobieltje te bedienen, een filmpje op te zoeken op YouTube, een Hyvespagina te vullen of via MSN te communiceren met anderen. Activiteiten waar menig volwassene (ook docenten) behoorlijk wat moeite mee hebben.

Maar schijn bedriegt: niet alle jongeren zijn even vaardig met de computer en er moet ook onderscheid gemaakt worden in verschillende soorten vaardigheden. Het spelen van een game is iets anders dan het zoeken naar informatie en het bekijken van een filmpje is iets anders dan het maken ervan. Ook als je kijkt naar de vaardigheden in het omgaan met verschillende softwarepakketten zal je onderscheid moeten maken. Bijna elke jongere is in staat om met een zoekmachine informatie te zoeken of een tekst te typen in een office-pakket maar of de gevonden informatie relevant is of hoe je een document moet vormgeven is bij lang niet iedere jongere bekend. Maar zolang er geen eisen worden gesteld aan hoe jongeren met computers/internet/media omgaan, zullen ze zich niet bewust zijn van hun gebrek aan kennis. Ik denk dat we wel kunnen stellen dat veel jongeren onbewust onbekwaam zijn: ze denken dat ze heel goed alle ins en outs van digitale media kennen maar in de praktijk valt dat tegen.

Voor docenten geldt vaak het omgekeerde: ze denken dat ze weinig weten van elektronische media en voelen zich vaak de mindere van jongeren. Daar kan ik me van alles bij voorstellen: als ik zie hoe makkelijk sommige jongeren de meest ingewikkelde apparaten onder de knie krijgen en daarmee allerlei verbluffende trucs uithalen, dan kan ik ook alleen maar vol bewondering zijn. Maar toch denk ik dat docenten zich met die visie ongelooflijk tekort doen: ze hebben misschien niet dezelfde technische vaardigheden als jongeren maar ze zijn wel in staat om kritisch te reflecteren op wat ze zelf doen en wat ze willen bereiken met het gebruik van de media. En dat zijn nu net zaken waar veel jongeren het heel moeilijk mee hebben. Iedere docent kan:
  • een vraag benoemen en afbakenen, en zoektermen bepalen waarop gezocht kan worden
  • gevonden informatie (tekst en beeld) beoordelen
  • bepalen hoe je een tekst moet vormgeven
  • benoemen waarom je sommige dingen wel en andere dingen niet openbaar moet maken
  • hoe je op een prettige manier met anderen om kunt gaan
  • hoe je kritisch kunt reflecteren op je eigen acties.
Met name het kritisch kunnen reflecteren is van belang omdat het alle andere zaken overstijgt: wat doe je wel en wat niet en waarom? Zou het beter kunnen en zo ja: hoe? Wie kan reflecteren kan zichzelf altijd verder ontwikkelen omdat hij weet waar zwakke punten zitten en vervolgens op zoek kan gaan naar hoe die punten versterkt kunnen worden.

Ik denk dat iedere docent deze vaardigheden beheerst, terwijl die voor leerlingen vaak nog ver buiten bereik liggen. Ik denk daarom dat docenten, in tegenstelling tot leerlingen 'onbewust bekwaam' zijn: ze weten veel meer dan ze zelf denken. Natuurlijk moeten hun vaardigheden 'vertaald' worden naar een digitale omgeving, maar wie de vaardigheden van leerling en docent bij elkaar voegt moet daarin een heel eind komen!

vrijdag 27 november 2009

Xobni

klik hier om naar de website van Xobni te gaanOnlangs werd ik gewezen op het bestaan van het pakket Xobni (het omgekeerde van Inbox), een plug-in voor Outlook. Xobni is een programmaatje dat al je mailbestanden (inclusief je adresboek en je kalender) indexeert en zo doorzoekbaar maakt. Dat is op zich niet zo bijzonder: je kunt die bestanden tegenwoordig ook goed doorzoeken met de desktopsearch die ingebouwd zit in Windows en met programma's als Google Desktop en Copernic Desktopsearch. Het bijzondere van Xobni zit 'm in het feit dat hij de gevonden informatie kan combineren en hij koppelt het ook nog aan informatie uit accounts die je hebt bij programma's als LinkedIn, Facebook en Twitter.

Dat leidt tot een enorme hoeveelheid informatie. Handig vind ik het feit dat je een overzicht kunt krijgen van mailtjes die bij elkaar horen en dat je in één oogopslag kunt zien welke bestanden je naar iemand hebt gemaild en welke afspraken je met die persoon hebt gemaakt in je kalender. Minder functioneel maar voor mij wel fascinerend vond ik het feit dat je van de mensen met wie je hebt gemaild, kunt zien welke andere mensen bij die mailwisselingen betrokken waren waardoor een deel van hun netwerk zichtbaar wordt. Als die mensen voorkomen in één of meer van de net genoemde programma's (LinkedIn, Facebook, Twitter), dan wordt het beeld natuurlijk nog veel completer. Xobni ziet ook hoe vaak je met iemand hebt gemaild en op welke tijdstippen die mailwisselingen plaats hebben gevonden. Je leert dus niet alleen over het netwerk van de mensen met wie je mailt: je krijgt ook een aardige indruk op welk moment van de dag die mensen hun e-mail afhandelen.

Xobni doet niet anders dan de data die je in je Inbox hebt staan op bepaalde manieren te rangschikken. Maar door die rangschikking ontstaat een behoorlijke hoeveelheid informatie die misschien niet heel schokkend is maar waardoor je wel behoorlijk wat informatie krijgt over de mensen met wie je contact hebt gehad via de mail. Als je ziet wat er gebeurt als je alleen de data in je inbox handig combineert, dan krijg je wel een indruk wat er kan gebeuren als iemand op een soortgelijke manier alle informatie die je achterlaat op het web organiseert: de gegevens die je zet op je Hyvespagina of in je LinkedIn-profiel, op Flickr of YouTube, in je weblog of bij Twitter. Laat leerlingen hier eens mee spelen en laat ze zelf proberen om informatie op het web slim te combineren. Je laat veel meer achter op het web dan alleen je bankrekeningnummer!

donderdag 26 november 2009

Brutal Legend; six, six, six

Door: Martijn van den Berg

Omdat ik tegenwoordig een student ben, groeit het geld me niet op de rug. Vroeger kon ik al het geld dat ik kreeg vrij uitgeven, omdat mijn levensonderhoud betaald werd. Tegenwoordig moet ik daar wel om denken, omdat er anders geen eten door mijn mond komt. En aangezien dat toch de eerste levensbehoefte is en omdat ik mijn sociale leven boven het gamen stel, blijven er niet veel spellen over om te reviewen. Jammer als ik dat vind, er zijn een aantal uitzonderingen op deze regel. Een spontane uitzondering was Brutal Legend. Niet alleen door de man die het ingesproken heeft, maar ook vanwege de verhaallijn.

Eddie Riggs (Jack Black, Tenacious D) is een bandhulpje, een van de beste. Hij kan alles maken, hij vindt nieuwe dingen uit voor zijn band, maar hij is niet tevreden met zijn leven, omdat de echte metal en rock al uit deze tijd is verdwenen, en vervangen door muziek met DJ en andere softe muziek. Op een dag valt het podium boven op zijn hoofd, waardoor er bloed op zijn amulet komt, en dit heeft tot gevolg dat hij naar een andere wereld wordt getransporteerd. Een wereld waar men met de kracht van metal werkelijk alles kan bereiken.

In dit spel moet je de mensheid met zijn metal naar de overwinning helpen tegen de death metal wezens. Je merkt meteen dat de pure rock er vanaf springt, want het leger dat je opbouwt bestaat onder andere uit gillende meisjes en headbangers. Je vecht door middel van zogenaamde podiumgevechten, waar je door fans te verzamelen een leger kan opbouwen.

Naast een ongelofelijk grote, vrije wereld, viel mij vooral het verhaal op. Het is als een soort betoog dat je volgt door het spel te volgen. Je komt bekende artiesten tegen, je hoort bekende liedjes en je ziet continu verwijzingen naar de echte wereld. Kortom, alles staat in de sfeer van metal en het spel is dan ook één grote metafoor.

Voor de echte muziekfans zal dit dan ook een ongelofelijke lekkernij zijn. Maar ook voor niet-muziekfans is dit een zeer leuk spel, omdat als je ernaast houdt wat alles betekent, je je even in het land van de muziek waant. Muziekfans zullen hiervan oneindig kunnen genieten, en niet muziekfans zullen zich na het spelen van deze game zeker een stap in de wereld gaan banen.

woensdag 25 november 2009

Wikikids zoekt moderatoren

Vanaf de start in 2006 ik betrokken bij Wikikids, het kleine broertje of zusje van Wikipedia. Wikikids is een interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie die voor en door kinderen gemaakt wordt. Aan de encyclopedie wordt gebouwd door leerlingen uit het basis- en het voortgezet onderwijs. Iedereen kan meehelpen de inhoud van deze encyclopedie te schrijven.

Wikikids groeit enorm: daarom is er op dit moment behoefte aan nieuwe moderatoren. Een moderator helpt mee om nieuwe en gewijzigde informatie op WikiKids te controleren en te corrigeren. Moderatoren kunnen leerkrachten of docenten zijn maar het modereren van een artikel op Wikikids kan in (in het voortgezet onderwijs) ook ingezet worden als leeractiviteit voor het vak Nederlands.

De leerlingen vormen dan de redactie van de encyclopedie en zijn in groepjes verantwoordelijk voor een artikel: een redacteur beoordeelt het artikel op inhoud en kijkt of de informatie aangevuld kan of moet worden, een ander krijgt de opdracht te kijken naar de opbouw van het artikel en de schrijfstijl, een derde gaat na of er geen schrijffouten zijn gemaakt en of de bronnen juist vermeld zijn en de laatste onderwerpt de afbeeldingen bij het artikel aan een onderzoek. De bevindingen delen de redacteuren met elkaar in een redactie-overleg. Na het overleg worden de inhoud waar nodig aangepast en aangevuld en in de overlegpagina bij het artikel wordt geschreven waarom die wijzigingen zijn doorgevoerd. Een leerzame, nuttige en leuke klus om te doen: je leert kritisch te kijken naar teksten en afbeeldingen (informatievaardigheden en Nederlands) en hierover via het web met de oorspronkelijke makers te communiceren (mediawijsheid), je helpt anderen door te bouwen aan deze encyclopedie en het is voor leerlingen natuurlijk leuk om nu zelf eens het rode potlood te mogen gebruiken!

Op de site van Wikikids staat precies beschreven wat een moderator kan doen. Je bepaalt zelf hoeveel tijd je wilt besteden aan het moderatorschap en of je daarbij hulptroepen inzet in de vorm van leerlingen of dat je het helemaal zelf doet. In alle gevallen wordt je bijdrage zeer op prijs gesteld!

dinsdag 24 november 2009

Quiz maken met foto's

Klik hier om naar de site van Photopeach te gaanTrendmatcher had er ook over gelezen bij Free Technology for Teachers : de post over 12 manieren om online een diashow te maken: de tool Photopeach. Hij beschrijft in zijn blog hoe je met dit programma een fotoverhaal kunt maken. Maar ik val voor een andere mogelijkheid: je kunt met Photopeach ook een quiz te maken waarbij je bij een afbeelding een multiple choicevraag stelt. Het is heel makkelijk te maken maar het eindresultaat ziet er heel professioneel uit.

Hoe werkt het? Je maakt eerst een account aan bij Photopeach. Vervolgens upload je de plaatjes waarbij je vragen wilt stellen. Je kunt zowel foto's uploaden vanaf je eigen computer als vanaf Facebook of Picasa. Handig is dat je niet elke afbeelding apart hoeft te uploaden maar dat je alle plaatjes die je wilt uploaden kunt selecteren en in één keer kunt uploaden. Vervolgens kies je een muziekje dat past bij je quiz (je hebt een redelijk ruime keuze) of je uploadt je eigen muziekbestand en je bepaalt hoe snel de afbeeldingen achter elkaar getoond worden. Klik dan op 'Finish'. Je afbeeldingen worden nu na elkaar getoond. Om er een quiz van te maken klik je op de afbeelding van de toolbox. Kies voor 'Edit caption and photos'. Kies dan voor de optie 'quiz' en maak bij elk plaatje een vraag met 3 antwoordmogelijkheden.

Jammer van deze tool is wel dat je geen feedback kunt geven aan degenen die de quiz doen: het antwoord is fout of goed en er is geen mogelijkheid om een compliment te geven als het goede antwoord gegeven wordt of een hint bij een fout antwoord. Ik denk daarom dat de tool minder geschikt is om kennis te toetsen: in dat geval wil je toch graag dat leerlingen niet alleen weten wat fout is, maar vooral wat het goede antwoord is.

De tool is wel heel geschikt om aan leerlingen in handen te geven om ze zelf thuis een quiz te laten maken over een onderwerp. In de les worden alle quizzen op het digibord getoond. Bij elke quiz krijgt één van de leerlingen de opdracht om de antwoorden te geven. Als een fout antwoord gegeven wordt moet degene die de quiz heeft gemaakt vertellen wat het goede antwoord is en waarom. Je kunt ook de klas in groepjes verdelen die aan elkaar quizzen voorleggen. Een goed antwoord levert een punt op; bij een fout antwoord verlies je een punt. De makers van een vraag verliezen een punt als een verkeerd antwoord wordt gegeven en ze zelf niet het goede antwoord geven. Op die manier zijn de leerlingen zowel bij het maken van de quiz bezig met de leerstof als bij het spelen van de quiz. Dat leert dubbel zo snel!

Famous People in Science on PhotoPeach

maandag 23 november 2009

Zoekhistorie: een verhaal waard

afbeelding van iemand die in de spiegel naar zijn spiegelbeeld kijktWie zich op het web begeeft laat een spoor achter: zoekopdrachten, foto's, blogberichten en tweets, filmpjes en foto's en misschien ook nog wel een profielpagina. Door, met wat zoek- en speurwerk, al die informatie samen te voegen, kun je een beeld krijgen van een heel leven. Zoals ik al eerder blogde: dat kan een bedreiging zijn (als je je niet bewust bent van wat je doet, dan creëer je een imago dat je niet wilt hebben), maar ook heel positief: je kunt heel bewust werken aan je online imago en verkeerde indrukken kan je online vaak makkelijker maskeren dan in real life.

Om duidelijk te maken wat ik bedoel moet je eens kijken naar een van de filmpjes die Google heeft gemaakt van de zoekacties van gebruikers van de zoekmachine. Of de filmpjes ècht gebaseerd zijn op de zoekhistorie van gebruikers weet ik niet, maar ook zonder dat vind ik het leuk om te zien hoe je aan de hand van een aantal zoekopdrachten een (deel van) een mensenleven in kaart kunt brengen.

Maar wat Google kan, kunnen leerlingen natuurlijk ook. Geef ze eens de opdracht hun leven (of het leven dat ze zouden willen leiden) in kaart te brengen door een aantal screenshots te maken van zoekopdrachten en die achter elkaar te plakken. Daarbij kan je ze de opdracht geven om dat verhaal chronologisch te laten vertellen of in flashbacks of om één of meer verhaallijnen te vertellen enz. Je kunt ze ook een reis en de cultuur in een land laten beschrijven door een Engels-/Frans-/Duitstalig land aan de hand van zoekopdrachten. De maker van de leukste reis (gekozen door de leerlingen) wordt natuurlijk beloond met extra punten! Ook voor andere vakken kan je filmpjes laten maken van zoekopdrachten: breng het leven van een politiek vluchteling in kaart aan de hand van zoekopdrachten, vertel over het ontstaan van de kredietcrisis, vertel de geschiedenis van de vrouwenemancipatie of achtervolg een Noordse Stern op zijn trektocht van het Noordelijk naar het Zuidelijk halfrond.

Deze opdracht kan op een aantal punten beoordeeld worden. Allereerst natuurlijk op de inhoud, Om d.m.v. zoekopdrachten iets in kaart te brengen, moet een leerling goed weten wat de belangrijkste punten zijn in die periode. De opdracht kan ook beoordeeld worden op informatievaardigheden: om de goede treffers te krijgen moet de leerling de goede zoektermen gebruiken. Je zou daarbij de opdracht kunnen geven om in ergens vast te leggen welke treffers hij selecteert en waarom: daarmee kan hij laten zien hoe hij gevonden bronnen evalueert. Je kunt de opdracht natuurlijk ook beoordelen op de creatieve kwaliteiten van de leerling. Natuurlijk kan je de hulp van de leerlingen inroepen bij het beoordelen van de filmpjes. Door hen bij de beoordeling te betrekken leren ze 2 keer: als ze zelf een filmpje maken èn door het werk van hun medeleerlingen kritisch te bekijken. Dubbele leerwinst!

Door deze opdracht te geven creëer je ruimte om met leerlingen te praten over hun eigen digitale identiteit: wat is er over hen te vinden op het web en past hun virtuele identiteit bij wie ze zijn of willen zijn?

Laat het me eens weten als je hiermee aan de gang gaat en hoe jij het werk beoordeelt. Ik ben benieuwd naar jullie ideeën en ervaringen!

Afbeelding bovenaan van inju, gepubliceerd onder CC-by-nc-sa.


vrijdag 20 november 2009

Dingen en eDingen

Ga naar de website van de 21eDingenAfgelopen vrijdag blogde ik nog trots over de 23 OVC Dingen. Deze vrijdag blog ik weer over Dingen, over 21eDingen van SURFacademy om precies te zijn. 21eDingen is de hogeronderwijs-variant van de 23Things-cursus die in de VS is ontwikkeld en door een heleboel landen (waaronder in Nederland - door Rob Coers) is overgenomen en verder ontwikkeld.

Er zijn inmiddels al een heleboel versies van de 23Dingen. Jeroen Beijnen heeft er in zijn weblog een aantal bij elkaar gezet in een Google D0cs bestand. Het zou interessant zijn om eens met elkaar te komen met alle mensen die deze cursussen organiseren en ervaringen uit te wisselen. Ik ben zelf nu bezig met de organisatie van twee cursussen en merk dat ik elke dag weer nieuwe dingen ontdek en leer: door het contact met andere organisatoren, met (oud-)deelnemers en met geïnteresseerden en door de ervaringen die we zelf opdoen met de cursus. Het is een uitdaging om de cursus zo te maken dat die zoveel mogelijk aansluit bij de cultuur van je doelgroep, de interesses en de mogelijkheden en de leervraag.

Op basis daarvan heeft SURFnet voor de cursus 21eDingen voor het hoger onderwijs een aantal keuzes gemaakt hoe de cursus aangeboden wordt:
  • voor wat betreft de content van de cursus beperken we ons niet tot web 2.0 tools maar we willen van zoveel mogelijk voor het onderwijs bruikbare tools een eDing maken;
  • we willen de cursisten prikkelen om met de eDingen aan de slag te gaan. Dat betekent dat we geen complete handleidingen maken maar dat we bij elk eDing zoveel mogelijk praktijkvoorbeelden willen verzamelen;
  • de cursus wordt niet geschreven door één persoon maar door een team van specialisten. We hopen daarmee een community te creëren waar de coaches op de onderwijsinstellingen terug kunnen vallen;
  • we vragen de cursisten hun eigen ervaringen met de eDingen in te brengen in de cursus. We verzamelen die praktijkvoorbeelden centraal en verwerken die in de cursus zodat toekomstige cursisten daarmee hun voordeel kunnen doen;
  • onderwijsinstellingen kunnen de cursus gratis afnemen en aan hun doelgroep aanbieden. Ze kunnen er daarbij voor kiezen om alle eDingen aan te bieden of uit het aanbod een selectie te maken. Ze kunnen ook zelf eDingen toevoegen aan het aanbod van SURFnet. Wel zal het advies gegeven worden altijd eerst het eDing over weblogs en RSS aan te bieden omdat weblogs het communicatieplatform zijn voor de cursisten onderling en hun begeleiders.
We zijn zelf erg blij met alle reacties die we krijgen vanuit het onderwijsveld. We hopen dat met de cursus ertoe leidt dat er (expert)netwerken gaan ontstaan en dat alle prachtige praktijkvoorbeelden die er al zijn meer zichtbaar worden. Want dat is iets wat ik in al die jaren wel heb ontdekt: het is niet zo dat er in onderwijsland geen goede dingen gedaan worden: we zijn er alleen niet zo goed in om ze voor het voetlicht te krijgen!

donderdag 19 november 2009

Waarom ik blog

Door: Martijn van den Berg
Al bijna drie jaar schrijf ik in mijn vrije tijd blogjes, voor het weblog dat tegenwoordig een beetje van ons samen is. Dit is voor studenten van mijn leeftijd vaak een vreemde hobby. De meeste studenten willen gewoon leren en niet kritisch zijn over het leren en de manier waarop. Daarom wordt mij vaak dezelfde vraag gesteld als bij het blogje van Margreet een tijdje geleden: Waarom blog jij? Die vraag ga ik ook maar eens beantwoorden.

Het begon allemaal bij het testen van Make-a-Game. Ik vond games helemaal top, en kreeg de kans om Margreet te helpen bij het spelen, omdat haar gamemotoriek niet zo getraind was als de mijne. Daar werd mij gevraagd om kleine stukjes te schrijven voor elk van de winnende games, en deze werden gepubliceerd als blogjes. Daarna werd mij gevraagd om van alle games die ik toendertijd schreef, een review te maken. Dit duurde een tijdje, en in die tijd ben ik ook de wereld van mijn moeder beter gaan begrijpen, en erbij betrokken geraakt.

Uiteindelijk heb ik mijn eigen idealen gekregen om hier aan mee te blijven doen. Ik schrijf vanuit de visie van de student, in plaats van de leraar die denkt te weten hoe de student in elkaar zit. Dit doe ik omdat wij als studenten het af en toe zwaar te verduren krijgen onder de onderwijsmethodes van sommige docenten, en eigenlijk ook toe zijn aan iets nieuws.

Tegenwoordig schrijf ik graag al mijn onderwijsfrustraties (en ook gelukkig bij mijn nieuwe school onderwijsverbazingen) van mij af in dit weblog. Dit levert af en toe leuke klusjes op, en ik krijg daarnaast ook de kans om mijn moeder een dag tot rust te laten komen over haar weblog. ;-)

woensdag 18 november 2009

Een spelletje voor zomaar even

Ook al schrijf ik er niet zo vaak meer over: ik verzamel nog altijd games waar je wat van kan leren. Vandaag kwam ik weer zo'n game tegen: Boxycraft. Boxycraft is een spel waarbij je een poppetje allerlei hindernissen moet laten nemen. Daarbij kan je gebruik maken van allerlei hulpmiddelen: dingen waar je op kunt klimmen, tandwielen die je met elkaar kunt verbinden met een ketting, water en drijvende blokjes, scharnieren enz. Het spel is een variant op het aloude spel Incredible machines, of - van meer recente datum, Launchball en Phun.

Het zijn nog altijd spellen waar kinderen en jongeren uren lang mee kunnen experimenteren. Ze kunnen een prima startpunt zijn voor een les over allerlei natuurkundige principes. Launchball is ook echt met dat doel gemaakt; de andere spellen lijken mij meer gemaakt om te spelen maar zijn in feite net zo educatief. Je kunt dit soort spellen op verschillende manieren inzetten. Je kunt leerlingen het spel laten spelen en ze vragen om in groepjes één van de natuurkundige principes te onderzoeken en daarover een presentatie te geven in de les waarbij ze voorbeelden geven van toepassingen van dat principe in de praktijk (een voor de hand liggende: als je geen rekening houdt met zwaartekracht kan je geen goede achtbaan bouwen). Je kunt ze natuurlijk ook een wiki laten maken waarin alle verschillende natuurkundige principes uitgewerkt worden. Dan hebben ze een document waar ze allemaal profijt van hebben.

De spellen Launchball en Incredible Machines bieden de mogelijkheid om leerlingen zelf levels te laten ontwerpen; voor het spel Boxycraft is een level-editor in de maak. Met een level-editor zou je een wedstrijdje kunnen uitschrijven waarbij elk groepje een beperkt aantal natuurkundige principes mag gebruiken: wie maakt het moeilijkste of het leukste level? Daarbij spreekt het natuurlijk voor zich dat de makers zelf hun zelfgemaakte level kunnen uitspelen ;-). Na afloop van de wedstrijd kan je met elkaar bespreken waarom dat level lastig is en wat de werking is van de door hen gebruikte natuurkundige principes. Misschien kan je de leerlingen het spel in het echt laten bouwen; dat hangt af van de objecten waar je gebruik van maakt. Om de leerlingen van elkaars ervaringen te laten leren kan je ze de opdracht geven een weblog bij te houden en ze daarbij op elkaars berichten laten reflecteren: welke tip zou jij geven om het level of het spel nog leuker te maken?

Er zijn mogelijkheden genoeg. Het zal zeker tijd kosten om op die manier een aantal natuurkundige principes te behandelen, maar ik ben ervan overtuigd dat hetgeen geleerd wordt wel beter begrepen wordt en langer beklijft. En dat levert dan weer tijdwinst op waardoor het uiteindelijke rendement toch weer positief kan zijn. Wie werkt er al op die manier?

dinsdag 17 november 2009

Inspiratie

afbeelding website Oefeningen voor de Franse lesVorige week ontdekte ik dat iemand had geblogd over de nieuwe cursus van de Onderwijsvernieuwingscoöperatie voor docenten: 23 OVC Dingen. Er werd verwezen naar de les over wiki's. Natuurlijk was ik nieuwsgierig wat de schrijver zelf daarmee deed en ik ben dus op onderzoek gegaan. Wat ik zag wil ik hier graag vermelden omdat ik denk dat het anderen kan inspireren hoe je in je les gebruik kunt maken van web 2.0 tools. Bij deze.

Op de website 'Oefeningen voor de Franse les' vind je oefeningen voor dit vak voor vmbo, havo en vwo. Er wordt veel gewerkt met programma's zoals WRTS en er zijn ook veel HotPotatoes-oefeningen. Maar er is meer: er zijn ook spelletjes te vinden en helemaal enthousiast was ik over het feit dat er ook oefeningen te vinden zijn waarbij gebruik wordt gemaakt van Voki's: avatars die je je zelf geschreven tekst kunt laten uitspreken of waarvoor je zelf je eigen tekst kunt inlezen. Ik mocht de bijbehorende opdracht opnemen in de les over gesproken berichten van de cursus 23 OVC Dingen.

Op de website wordt verwezen naar de wiki Frans voor de leerlingen. Op het eerste gezicht lijkt hier niet zoveel te vinden maar als je gaat naar het overzicht van alle pagina's dan zal je zien dat die eerste indruk niet klopt: er staat heel veel informatie: grammatica, werkwoordvervoegingen, liedjes, artikelen en andere teksten met bijbehorende opdrachten: echt de moeite waard om eens een kijkje te nemen. In de wiki is een community portal waarin de informatie per klas aangeboden wordt; blijkbaar werken de leerlingen zelf veel in de wiki. Leuk en inspirerend! Alle hulde aan de maker van de sites, een docente van het Oranje Nassau College!

maandag 16 november 2009

Open content: een bak met bouwstenen

Afbeelding van een bak met legosteentjesTijdens De Onderwijsdagen sprak Richard Baraniuk over open content voor het onderwijs. Ik ben daar een groot voorstander van. Ik denk dat juist daarin de meerwaarde ligt van internet voor onze kennismaatschappij: het feit dat we van elkaar kunnen leren en door op elkaars schouders te gaan staan steeds beter onze lerenden kunnen bedienen. Er zijn op dit moment tal van initiatieven waar docenten hun leermaterialen delen met anderen, zowel in het hoger als in het voortgezet onderwijs, bijv. Lorenet en de OVC-Lesbank. Ook komen er steeds meer mogelijkheden om alle beschikbare materialen te doorzoeken, zoals Edurep en Sharekit.

Prachtige initiatieven maar ik denk niet dat we er daarmee zijn. Richard Baraniuk gebruikte in zijn presentatie het beeld van een bak met Legosteentjes waar docenten uit konden putten om een prachtig gebouw te maken. Dat lijkt me een nobel streven: de docent kan zo voor (en evt. met) elke leerling/student kan een eigen gebouw maken: een gebouw met een puntdak of een plat dak, een huis met veel ramen of weinig, met allerlei erkertjes of juist helemaal vierkant. Voor iedereen een bouwwerk dat past bij zijn niveau, leerstijl en interesses.

Maar wat we soms lijken te vergeten is dat je moet leren bouwen met lego. Het valt namelijk helemaal niet mee om van al die losse steentjes een echt bouwwerk te maken. Een paar steentjes op elkaar zetten is niet zo'n probleem maar hoe bouw je ramen en deuren in je bouwwerk en hoe voorkom je dat het instort als het hoger wordt? Hoe maak je een dak en hoe zorg je dat het geheel een fraai uiterlijk krijgt in plaats van een (ongewild) bont geheel en dat je uitkomt met je steentjes?

Het samenstellen van een curriculum stelt je voor soortgelijke problemen. Een curriculum of cursus is meer dan een verzameling leerobjecten: er moet samenhang zijn tussen de elementen zodat ze sterk genoeg zijn om verder op te bouwen, je moet beginnen bij de basis om er aan het einde een dak op te kunnen zetten en je moet weten welke lessen passen bij welke leerstijlen en niveaus.

Leerobjecten ontsluiten stelt daarom hoge eisen aan metadata: er moet niet alleen ontsloten worden op inhoud, type object en niveau, maar ook op zaken als vereiste voorkennis en op aansluitmogelijkheden. Er moet gezocht kunnen worden op thema's om daarmee een kader te kunnen creëren om leerinhouden/vakken met elkaar te kunnen verbinden en het materiaal moet ontsloten zijn op de tijd die leerlingen/studenten nodig hebben om de leereenheden te verwerken.

Er zijn verschillende manieren om met lego te leren werken. Sommige kinderen leren het door ermee te experimenteren. Ze proberen van alles uit en op een goede dag hebben ze opeens een huisje gebouwd. Na verloop van tijd worden de huizen steeds mooier en kunnen ze een huis bouwen zoals ze dat in hun hoofd hebben. Andere kinderen leren met lego bouwen omdat er iemand is die ze daarbij helpt. Je kunt ook leren hoe je een huis bouwt door eerst aan de slag te gaan met bouwpakketten en zo te ervaren welke functie de verschillende steentjes hebben. Als hij de eerste huizen heeft gebouwd kan hij kijken hoe het raam uit het ene huis in het andere kan zetten, en of hij misschien nog een extra deur kan toevoegen uit de bak met stenen die hij over heeft.

Ik hoop dat het onderwijsveld op dezelfde manier de gelegenheid gaat krijgen om te leren hoe je van een berg leerobjecten een cursus of curriculum bouwt en dat docenten ruimte krijgen om dat op hun eigen manier te leren: de een door langzaam maar zeker te leren wat je kan doen met leerobjecten, de ander aan de hand van een ervaren curriculumbouwer en weer een ander met een aantal 'bouwplaten' waarmee hij verschillende curricula kan bouwen.

Open leermaterialen hebben, denk ik, de toekomst. Maar dan moeten ze wel goed ontsloten zijn en degenen die ermee moeten gaan werken moeten de gelegenheid krijgen om er iets moois mee te maken. Want leren is meer dan een losse verzameling lesjes volgen!

Afbeelding van Craig A Rodway, gepubliceerd onder CC-by-nc-nd.

vrijdag 13 november 2009

Veilig of niet?

afbeelding van een lieveheerbeestje in een bloemkelkZo af en toe ga ik naar conferenties om nieuwe inspiratie op te doen. Alhoewel het meestal gaat om conferenties over ICT en onderwijs en alle presentaties en workshops in dat teken staan, is de positie die ICT-techniek inneemt vaak heel verschillend. Bij sommige conferenties wordt er door middel van de techniek, naast de kennisuitwisseling op die locatie, nog een heel netwerk omheen gelegd met mensen van buiten de locatie: bloggers, twitteraars en mensen die de conferentie volgen via (streaming) video, Slideshare enz.

Dat voegt natuurlijk wel wat toe aan zo'n conferentie. Allereerst leer je (als bezoeker) het beste door het te doen en te ervaren en wie wil leren over alle mogelijke (web 2.0) tools kan er het beste zelf mee aan de slag gaan. Daarnaast vergroot je je mogelijkheden en je expertise door mensen van buiten de conferentielocatie virtueel naar binnen te halen: ze geven feedback op wat er gebeurt, stellen vragen en koppelen hun eigen kennis en ervaringen aan de lezingen waardoor de conferentie natuurlijk veel rijker van inhoud wordt, zowel tijdens de conferentie als achteraf. En natuurlijk levert zo'n netwerk van geïnteresseerden ook nog mooie promotie op voor ons vak!

Maar ik denk dat er ook nadelen kunnen kleven aan het creëren van zo'n netwerk om een conferentie heen. Als regel ga je naar een conferentie om te leren: van de presentaties en de workshops of van elkaar. Om te leren heb je een veilige omgeving nodig. Wat een veilige omgeving is, is voor iedereen verschillend. Ik denk dat we ervan uit kunnen gaan dat de bezoekers van een conferentie die omgeving veilig genoeg vinden om te leren. Maar dat kan anders liggen als die omgeving uitgebreid wordt tot - in principe - de hele wereld doordat er gebruik wordt gemaakt van allerlei media. Zelf vind ik het lang niet altijd prettig als er tijdens sessies opnames worden gemaakt, en ik weet zeker dat het voor een aantal mensen een belemmering vormt om vragen te stellen.

Ik denk dat voor leerlingen die situatie niet anders is. Voor sommigen zal het gebruik van allerlei web 2.0 tools een motivatie zijn om te gaan leren: het kan heel fijn zijn om aan de wereld te laten zien wat je al kan. Voor anderen zal het juist een belemmering zijn: ze zijn onzeker over hun prestaties of ze willen liever excelleren in een kleinere groep. Ik denk daarom dat we heel bewust moeten zijn hoe we met deze middelen omgaan, en dat we onze leerlingen erop moeten wijzen dat ze hierin keuzes mogen en moeten maken: wat voor de een stimulerend werkt, kan voor een ander een rem betekenen. Gelukkig bieden de meeste web 2.0 tools niet alleen mogelijkheden om je eigen content vrij te geven, maar ook om die af te schermen. Laten we er goed gebruik van maken!

Afbeelding van kukkurovaca, gepubliceerd onder CC-by-sa-nc.

donderdag 12 november 2009

School in de vakantie?

Door: Martijn van den Berg
School en vakantie zijn net als werk en vakantie dingen die totaal het tegenovergestelde van elkaar zijn. Onder normale omstandigheden kan het een niet het ander zijn en het ander niet het een. Er zijn echter uitzonderingen op deze regel. Eén van deze uitzonderingen zit bij mijn school. Toen de hele school vakantie had, moest ik praktijk lopen. In de catering om precies te zijn, wat inhoudt dat je koffieautomaten bijvult en mensen koffie en thee brengt. Het doel hiervan is het hotel en restaurant draaiende te houden.

Wat mij opviel bij het bijvullen van de koffieautomaten, was dat er eigenlijk helemaal niemand nog koffie nam, en er ook geen mensen waren die koffie en thee bestelden. Mijn shift bestond dus uit rondjes lopen om uiteindelijk er achter te komen dat er nog steeds niets te doen was.

Gelukkig kregen ze dit door. Ik werd overgeplaatst naar de kantine. Niet omdat ze daar hulp nodig hadden, maar omdat ze dan de shifts korter konden maken. Hier heb ik nog steeds niet veel te doen gehad. Dit maakt het gemotiveerd blijven, wat verplicht is om hoge punten te scoren, erg moeilijk.

Wat ik mij dan afvraag is: ons wordt continu gezegd de gasten uit te leggen dat dit een leerbedrijf is, waarom doen ze dan zo veel moeite om dit hotel in de vakantie open te houden? Ik begrijp dat in de vakantie de meeste gasten komen, maar dit hotel gaat toch niet om de winst maar om de leerervaring? En in dit geval gaat de winst ten koste van de leerervaring, want bijna niemand krijgt echt een speciale kans om dingen te leren, zoals in normale weken wel gebeurt.

Het tweede wat ik mij dan afvraag is: als ze dan het hotel open willen houden, en voor mijn part dan ook het restaurant, waarom laten ze alle faciliteiten dan open? De kantine draait verlies, omdat ze wel onze instructeurs moeten betalen. Je kan beter gewoon een maaltijd voor iedereen regelen die praktijk loopt, of mensen zelf eten mee laten nemen. Je voelt je niet erg nuttig op school.

Ondanks dit alles heb ik alsnog een gezellige week gehad. Het maakt het wel wat persoonlijker als er weinig mensen zijn, alhoewel mijn leerervaring deze week niet zo groot was. Ik ga toch hopen, volgende keer gewoon tegelijk met de rest van het land vakantie te krijgen.

woensdag 11 november 2009

W24: films over wetenschap

Klik hier om naar de website W24 te gaanGelezen in de nieuwsbrief van Webstroom, de community die zich bezighoudt met video (in het hoger onderwijs): er is een nieuwe portal gelanceerd met filmpjes over wetenschap: W24, oftewel Wetenschap24. Ik ben altijd erg geïnteresseerd in techniek, dus ik heb er even een kijkje genomen. En wat ik zie valt me niet tegen: integendeel! Er is veel moois te halen: op de site vind je, naast ruim 380 video's, een weblog over wetenschap, tips voor radio- en televisie-uitzendingen, dossiers waarin informatie (video's, weblogspost en links naar andere websites) over een thema bij elkaar is gezet en een pagina met allerlei tests (wetenschapsquiz, welk 'broodje-aap-verhaal' klopt wel en welke niet, enz.).

De video's op de site zijn afkomstig van NEMO, Kennislink, NPO, Teleac en VPRO. De video's zijn ondergebracht in thema's:
  • Mens en gedrag
  • Natuur en leven
  • Techniek en gadgets
  • Heelal en reizen
  • Aarde en klimaat
  • Samenleving en geld
  • Cultuur en rituelen
  • Raar
  • Alledaags
  • Toekomst
  • Verleden
  • Even voor gaan zitten.
Een leuke mix van thema's, vond ik: aansluitend op wat op school gebeurt maar ook prikkelend voor wie geen wetenschapsvakken volgt.

Als je een account maakt op de site kun je aan je favoriete video's opslaan en er tags aan toekennen, je kunt video's beoordelen en erop reageren en je krijgt een nieuwsbrief. Voor ieder die wetenschap leuk vindt: doen!

dinsdag 10 november 2009

Proefjes

Klik hier om naar de proefjespagina van professor Amrito te gaanWeet jij hoe een watertoren werkt? En een duikboot? Hoe kun je koorddansen en kan je van pies water maken? Het zijn zo maar wat vragen die kinderen in de klas je kunnen stellen. En - eerlijk gezegd - ik weet op veel van die vragen het antwoord niet maar ik ben er, net als heel veel kinderen, wel nieuwsgierig naar!

Gelukkig zijn er op internet heel veel sites waar je het antwoord kunt vinden op dit soort vragen. Een van de leukste vind ik de webpagina van professor Amito van het programma Willem Wever (van die pagina heb ik bovenstaande vragen gehaald). De pagina over techniekproefjes is ingedeeld in een aantal rubrieken:
  • Hoe werkt ...
  • Het weer
  • Spelen met vuur
  • Proefjes met voedsel
  • Proefjes met water
  • Natuurkunde
  • Zo kun je koorddansen (wat die rubriek precies inhoudt is mij niet duidelijk: je vindt daar, naast een vraag over koorddansen ook een vraag over zingende glazen. ).
Alle vragen die op deze pagina gesteld worden, worden beantwoord door het doen van een proefje dat je op school of thuis kunt nadoen. In een filmpje wordt verteld wat je nodig hebt om het proefje te doen, hoe je het moet doen en waarom er gebeurt wat er gebeurt. Je kan als leerkracht ervoor kiezen om het hele filmpje te laten zien en dan zelf aan de slag te gaan of de kinderen zelf te laten experimenteren en te laten zoeken naar het antwoord.

Op de Willem Wever site zijn nog veel meer vragen te vinden over techniek en natuur, maar die worden lang niet allemaal beantwoord door het doen van een proefje en dat vind ik zelf toch wel de leukste manier om te leren over techniek en natuur.

Wat ik jammer vindt van de site is dat die zo moeilijk doorzoekbaar is. Je kunt wel zoeken op woorden als 'trein' en dolfijn' (en als je dat handig vindt: je zoekvraag beperken tot een bepaalde categorie vragen, bijv. 'eten en drinken', 'wetenschap & techniek', 'levensbeschouwing', enz.), maar niet op begrippen als 'waterdruk', 'statische elektriciteit' of 'gasontlading'. Voor het onderwijs zou dat een nuttige aanvulling zijn: nu moet je echt op zoek naar een proefje dat past bij de leerstof die je behandelt in de les. Maar dat is voor mij geen reden om de site niet op te zoeken want wat er staat is meer dan de moeite waard!

Wil je meer leuke proefjes? Ik kan je de volgende sites aanraden:

N.B. Je kunt je ook aanmelden voor de nieuwsflits van Willem Wever: dan krijg je elke week links naar vragen en spelletjes over actuele onderwerpen.

maandag 9 november 2009

Digitale identiteit

Als je gaat solliciteren zal je als regel eerst achterhalen wat het bedrijf waar je wilt gaan werken doet en hoe het bekend staat. Vaak doe je dat via internet: je typt in een zoekmachine de naam van het bedrijf in en voilá: met één druk op de knop krijg je niet alleen de website van het bedrijf te zien, maar ook de namen van mogelijke toekomstige collega's (via LinkedIn), (roddel-)verhalen over je toekomstige baas (via weblogs en profielsites) en eventuele klachten van afnemers (via sites van televisieprogramma's als Radar, Breekijzer en Opgelicht).

Wat heel veel mensen vergeten is dat de toekomstige werkgever vaak hetzelfde doet: even googlen op de naam van de kandidaten. Tegenwoordig laat bijna iedereen sporen achter op het het: via een persoonlijke website, weblog of Twitter, op profielsites als Hyves en LinkedIn, op YouTube staan zelf gemaakte filmpjes en menigeen zet zijn collectie foto's online op Flickr of Picasa. Met een beetje geluk vind je als werkgever ook de collectie favorieten van je mogelijke toekomstige werknemer, en je kunt zijn muziekvoorkeur leren kennen via LastFM. Is hij een gamer: probeer dan eens zijn gamertag te achterhalen en doorzoek een paar grote gamefora. Een stamboom kun je natrekken via websites als MyHeritage en Verwant.nl. Op het grote internetarchief vind je de websites terug die de sollicitant zorgvuldig had 'verwijderd' omdat hij niet wilde dat zijn toekomstige baas die zou zien.

Of het beeld dat zo ontstaat ook een goed beeld is, kan natuurlijk betwijfeld worden, maar het is wel een beeld dat je achterlaat voor wie het maar wil zien. Maar heel weinig mensen zijn zich hiervan bewust. Want ook al zal bijna iedereen zijn eigen naam wel eens ingetypt hebben om te zien wat er online te vinden is over zichzelf: de resultaten die dat oplevert worden maar zelden bekeken vanuit het oogpunt van de kritische toekomstige werkgever, de (ex-)vriend of -vriendin of - in een later stadium - jouw toekomstige werknemer. Want iedereen heeft toegang tot die gegevens.

Je digitale identiteit wordt steeds belangrijker: enerzijds omdat iedereen steeds meer sporen achter op het web; anderzijds omdat steeds meer mensen weten hoe ze deze informatie op moeten sporen. Jammer genoeg wordt aan het begrip digitale identiteit in het onderwijs maar zelden aandacht besteed. Toch is het niet moeilijk om dat te doen. Geef je leerlingen eens de opdracht om in teamverband een digitale collage te maken over zomaar iemand wiens naam ze vinden op het web. In de collage moeten zoveel mogelijk persoonsgegevens worden vermeld, meningen die jouw persoon heeft achtergelaten op het web, foto's en filmpjes en misschien zijn er ook nog wel geluidsbestanden. Daag je leerlingen uit om zoveel mogelijk informatie te vinden en laat ze noteren waar ze zoeken en hoe ze zoeken. Als iedereen klaar is bespreek je de collages: op welke sites en op welke manieren is informatie gevonden en welk beeld hebben ze gekregen van de door hun onderzochte persoon? En als die persoon een ander beeld van zichzelf zou willen achterlaten hoe zou die dat dan moeten doen? Zou je gegevens van het net kunnen wissen (eigenlijk niet: enerzijds omdat er een archief is van oude webpagina's en anderzijds omdat informatie vaak door anderen gekopiëerd wordt en daardoor buiten bereik van degene die die informatie als eerste online had gezet). Hoe zou je dan een digitale identiteit kunnen veranderen?

Je kunt de opdracht ook omdraaien en leerlingen vragen om een digitale identiteit te creëren van een fictieve of een historische persoon of hun eigen identiteit aan te passen. Daarvoor moeten ze eerst bepalen hoe ze willen dat die identiteit eruit moet komen te zien: moet het een introverte of extraverte persoonlijkheid worden, welke hobby's horen bij die identiteit en welke niet, wat voor soort foto's moeten online staan, welke meningen zou je achter moeten laten op het web en hoe zou je dat doen?

Het zijn geen makkelijke opdrachten en heel belangrijk is dat er tevoren een sfeer wordt gecreëerd waarin leerlingen zich veilig voelen omdat het - uiteindelijk - gaat om hun eigen identiteit. En voor veel leerlingen is hun digitale identiteit bijna net zo belangrijk als hun identiteit in real life. Maar ik denk wel dat het een heel leerzame en ook leuke ervaring is om te merken dat je zelf je digitale identiteit kunt bewaken èn - als je dat wilt - aanpassen!

Afbeelding van fotologic, gepubliceerd onder CC-by.

vrijdag 6 november 2009

Met gepaste (?) trots

Het was de afgelopen weken hard werken voor mij. Wel héél leuk werken overigens: ik ben druk bezig geweest met het aanpassen van de bestaande 23 Dingen cursussen van de openbare bibliotheek (cursus Rob Coers en van de Overijsselse bibliotheken) aan de professionaliseringsplannen van De Onderwijsvernieuwingscoöperatie. Inmiddels zijn we (ik ben niet de enige die aan de cursus werkt) zover dat we het grootste deel van de lessen online hebben staan: 23 OVC Dingen.

De leermateriaalarrangeurs van de OVC zijn al met de cursus aan de slag: niet alleen om zelf te leren werken met de aangeboden tools maar vooral om ze te kunnen verwerken in de leermaterialen die ze maken. Daar ben ik dus heel blij mee: dat er straks leermaterialen komen waarin leerlingen werken met blogs en met wiki's, waarin ze gebruik maken van RSS en van tijdlijnen, onderzoek doen met Google forms en talen leren met Voicethread.

Ik ben zelf blij met de cursus: ik denk dat er aardig wat tips in staan hoe je een heleboel tools kunt gebruiken. Erg handig vind ik de algemene tips hoe je de tools goed en verantwoord kunt inzetten, zodat het niet alleen leuk is maar ook iets toevoegt aan de les. Ook de handleidingen bij de tools vind ik praktisch: ze kunnen door de cursisten (docenten) gebruikt worden maar ze kunnen ook met een linkje opgenomen worden in de leermaterialen waar leerlingen de opdracht krijgen om de tools te gebruiken. Zo snijdt het mes aan twee kanten! Nog niet alle dingen zijn voorzien van een handleiding: de ontbrekende handleidingen worden in de loop van de komende maanden toegevoegd.

Natuurlijk hoop ik dat de cursus door veel mensen gebruikt en verder ontwikkeld wordt. Want de cursus 23 OVC Dingen wordt, net als haar voorgangers, aangeboden onder een Creative Commons licentie (by-nc-sa) en mag dus door iedereen gebruikt worden en aangepast aan de eigen wensen. Uit eigen ervaring kan ik vertellen dat dat een leuke en leerzame ervaring is!

donderdag 5 november 2009

Het kost maar een jaar

Door: Martijn van den Berg
In landen als de Verenigde Staten en Japan heerst een prestatiecultuur; er wordt verwacht van mensen die naar school gaan dat ze allemaal zo hoog mogelijke cijfers halen en uiteindelijk een plaats op de universiteit en een beurs veroveren. In Nederland geloven we gelukkig in een andere aanpak. In Nederland geloven we dat de complexiteit van de uiteindelijke studie afhangt van de persoonlijke interesses, zelfdiscipline, en capaciteiten van iemand. Daarom is het in ons land ook minder moeilijk om naar de universiteit te gaan. Het zijn meer de meest exclusieve studies die vol zitten.

Zo kom ik bij mezelf. Ik kon zelf ook makkelijk universiteit doen, maar wilde dit niet, simpelweg omdat ik dit niet interessant zou vinden. Er waren echter nog twee mogelijkheden, zelfs binnen mijn opleiding, waarmee ik zelfs sneller aangenomen zou worden. Ik heb toch voor de reguliere opleiding gekozen. Ik zal even uitleggen waarom.

De eerste van de mogelijkheden is de mogelijkheid om mijn opleiding in plaats van in vier jaar in drie jaar af te ronden. Dan zou er van het laatste jaar een half jaar stage af gaan, en dan zou ik de resterende drie jaar in 2,5 jaar doen. Dit is op zich best mogelijk, zelfs voor studenten van de HAVO met een beetje studiementaliteit. Ik heb hiervoor alle kwaliteiten. Het enige probleem is dat de stage mij het leukst en meest leerzame deel van de opleiding lijkt, en een half jaar hiervan missen voor mij echt een gemiste ervaring is.

De tweede optie is om de opleiding in drie jaar te doen, en dan de eerste drie jaar in twee jaar te doen. Dit kan alleen voor VWO studenten, en betekent dus 33% meer studielast. Ook dit zou voor mij denk ik geen probleem zijn, aangezien mijn studiementaliteit flink verhoogd is sinds afgelopen jaar. Het grote bezwaar dat ik tegen deze oplossing heb, is dat in mijn visie het sociale gebeuren er ook heel erg bij hoort. Niet dat je bij een dergelijke studie daar geen tijd meer voor zou hebben, maar dit wordt wel minder. Zeker bij hotelschool, is het ook belangrijk, dat je met verschillende soorten mensen leert omgaan.

Ik geniet van mijn studie. En als dat betekent dat deze een jaartje extra moet duren, dan is dat voor mij prima. Ik ben niet anders dan andere mensen omdat ik VO heb gedaan. Ik heb alleen vaak een stapje voor in het begin. Maar zelfs dat zal uiteindelijk verdwijnen. Maar dan heb ik wel de kans om alles uit mijn studie te halen.

woensdag 4 november 2009

Mediawijsheid: wat is het nu eigenlijk?

In de afgelopen weken heb ik me vooral bezig gehouden met mediawijsheid: wat houdt dat begrip nu eigenlijk in?

Het begrip 'mediawijsheid' heeft de Raad voor Cultuur in 2005 als volgt gedefinieerd: ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde samenleving’. De Raad geeft ook aan dat iedereen mediawijs moet zijn, en dat het dus niets iets is wat alleen het onderwijsveld aangaat. Maar duidelijk is wel dat er volgens hen ook binnen het onderwijs aandacht aan besteed moet worden.

In de kerndoelen en eindtermen van het voortgezet onderwijs komt het begrip mediawijsheid niet voor. Wel komen bij de kerndoelen informatievaardigheden in de basisvorming zinnen voor als 'De leerlingen kunnen met apparatuur en programmatuur omgaan. Dat houdt in dat leerlingen de verschillende onderdelen van een computer kunnen gebruiken: toetsenbord, muis, printer, modem, CD-ROM, diskette en harde schijf.'. Mmm, niet echt iets van deze tijd, lijkt mij. Een diskette??? Dan maar eens een kijkje nemen bij de eindtermen van de algemene vakken: 'De kandidaat kan bij de examinering gebruik maken van telecommunicatie, zoals e-mail, discussie- en nieuwsgroepen'. Discussie- en nieuwsgroepen? En waar zijn dan de wiki's en de weblogs en de sociale netwerken? Hoeven ze daar niet mee overweg te kunnen als ze eindexamen doen?

De leerdoelen leken mij hopeloos achter te lopen bij de werkelijkheid. Ik vond meer steun bij een andere indeling waar ik eens over hoorde: content, contact en conduct, oftewel het zoeken naar en valideren van informatie (content), het omgaan met anderen (contact) en het je bewust zijn van de gevolgen van je eigen en andermans acties op internet (conduct). Het aardige van die indeling is dat die m.i. aansluit bij de definitie van de Raad voor Cultuur omdat eruit blijkt dat het niet alleen gaat over het consumeren van media, maar ook om het actieve gebruik ervan. Als je deze termen legt naast de leerdoelen en eindtermen op het gebied van informatie van het VO dan zal je merken dat je met deze indeling een heel eind komt.

Wat ik niet echt kwijt kon in deze indeling waren de technische vaardigheden: die heb je immers bij alle drie de elementen nodig. Voor het onderwijs zijn die vaardigheden wel belangrijk: niet elke leerling is even handig in het werken met de computer en zolang er geen eisen aan ze gesteld worden op dit gebied zullen ze het ook niet leren. Ik ben er daarom wel voorstander van dat deze technische vaardigheden worden verwerkt in het curriculum: niet als aparte lessen maar verwerkt in de opdrachten. Wat mij betreft mag er daarom nog een vierde C bijkomen: die van computervaardigheden (of computer skills, om in stijl te blijven met de andere termen).

Tot slot nog ter relativering: er zijn natuurlijk veel meer definities van het begrip mediawijsheid en andere termen waarmee ongeveer hetzelfde wordt aangeduid. Ik ben ook zeker gecharmeerd van de Vlaamse competentie diamant (p. 4) en ook de term ICT-competent vind ik nog altijd niet slecht. Maar de 4 C's vind ik wel het beste passen bij web 2.0 dus voorlopig hou ik het daar nog maar even op!

dinsdag 3 november 2009

Picocrickets: maak je eigen speelgoed

Klik hier om naar de website van Picocricket te gaan Voor de zomervakantie heb ik een Picocricket-kit gekocht. Met een Picocricket-kit kan je allerlei dingen maken, bijv. een lamp die van kleur verandert als er meer of minder geluid wordt gemaakt, een zelf gemaakte kat van stof die gaat snorren als je hem aanraakt en een wagentje dat gaat rijden als het donker wordt. Het belangrijkste onderdeel van de kit is de picocricket: een klein computertje dat je kunt programmeren. De picocricket kan je verbinden met apparaten die 'iets' doen: een motor waarmee je iets kunt laten bewegen, een apparaatje dat (zelf geprogrammeerde) muziek kan maken, een ding met led-lampjes waarmee je cijfers kunt maken en een lampje. In de kit zitten ook sensors: er is een sensor die licht meet, sensoren die geluid meten, sensoren die weerstand meten (en die dus o.a. een signaal afgeeft als contact gemaakt wordt tussen 2 punten) en een sensor die registreert wanneer die wordt aangeraakt. En - last but not least, zitten in de Picocricket-kit knutselmaterialen: wat lapjes stof, pijperagers, pomponnetjes, belletjes en verschillende legosteentjes en -poppetjes.

De picocricket kan je programmeren met het programma Scratch. Je kunt de picocricket bijvoorbeeld de opdracht geven dat hij de motor aan moet zetten als de lichtsensor meet dat het donker wordt. Of de opdracht dat hij de lampjes laat branden als er tegen de geluidssensor wordt geblazen. Of hij zorgt ervoor dat het muziekapparaatje een door jou gecomponeerd melodietje speelt als de knop van de aanraak-sensor wordt ingedrukt.

Ik was zelf heel enthousiast over de Picocricket-kit maar ik ben niet de doelgroep: de kit is gemaakt voor kinderen vanaf een jaar of 10. Daarom heb ik de kit uitgeleend aan Kathelijne Russcher, leerkracht en ICT-coördinator op basisschool De Bron in Lunteren. Zij vertelt hieronder over haar ervaringen met de Picocrickets in haar groep 7/8.

Mocht jij de Picocricket-kit van me willen lenen om er in je eigen klas mee aan de slag te gaan, laat dan een reactie achter in dit blog. Ik leen het materiaal met plezier uit, op voorwaarde dat je zelf de verzendkosten betaalt en een verslagje schrijft voor dit blog. Ik hoop zo een heleboel mensen enthousiast te maken voor dit (in mijn ogen: prachtige) materiaal zodat we het in Nederland kunnen importeren. Het is nu namelijk alleen verkrijgbaar in de VS en alleen langs allerlei omwegen te bestellen. Als er voldoende belangstelling is dan kunnen we daarin misschien verandering brengen.

Verslag van Kathelijne Russcher

Vorig jaar hebben mijn klas en ik het genoegen gehad om kennis te maken met Picocricket.
Picocricket is een klein computertje waarmee je d.m.v. commando’s dingen kan laten draaien, branden, muziek laten spelen, etc. Het startpakket waarmee we mochten knutselen, bestond uit een cricket, aansluitsnoeren en creatief materiaal.


Nadat de leerlingen kennis hadden gemaakt met de programmeertaal die meegeleverd wordt met picocricket, zijn ze met de kaarten aan de slag gegaan, die bij de kit meegeleverd werden.
Enthousiast hebben ze o.a. de draaimolen , de taart en muziek gemaakt. Eerst hebben ze onder handvaardigheid een ontwerp gemaakt, van een onderwerp en later hebben ze de cricket in het ontwerp geplaatst. Het was wel jammer dat we maar 1 cricket hadden, omdat je dan maar 1 ontwerp tegelijk in werking kan zien.

Nadat ze de software uitgeprobeerd hebben, zijn ze begonnen om zelf met de stukjes lego, die meegeleverd worden en daarnaast met waardeloos materiaal dingen te maken. Ze hebben o.a. een robot gemaakt die reageerde op klappen met je handen. Elke keer als je klapte in je handen, lieten de leerlingen een lampje branden op de kop van de robot. Een andere groep heeft een soort kwis gemaakt, waarmee je door een knopje indrukken het lampje kon laten branden, zodat jij het antwoord mag geven.

Picocricket is een leuke manier om het programmeren van dingen en creatief bezig zijn samen te voegen. De kit die meegeleverd wordt is een leuke start waaruit je met veel andere materialen leuke dingen kunt maken. Het is ook erg leuk om dit in groepsvorm te doen. Samen een onderwerp bedenken en daarna zelf uitzoeken en uitvoeren.

Als je picocricket niet tot je beschikking hebt en je toch wilt verdiepen in de eenvoudige programmeertaal dan kan je heel goed Scratch gebruiken binnen je onderwijs. De vormgeving en de bediening van het programma is ongeveer hetzelfde, alleen bij picocricket heb je er een robotcricket bij, die je gelijk kan laten zien wat je doet. Naast alle andere programmeerrobots, zoals mindstorm is picocricket een leuk hebbedingetje voor in je klas.


Zomaar een filmpje over het gebruik van Picocrickets op een andere school:

maandag 2 november 2009

It's All In The Games

Deze eerste dag na mijn 'blogvakantie' begin ik met een verslag van de bijeenkomst It's All In The Games, waar het gelijknamige boek van Erno Mijland en Herm Kisjes werd gepresenteerd. Het verslag is niet door mij geschreven maar door Anneke Sinnema, student journalistiek aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle, ervaren gamer (4 jaar guildleider in een sociaal guild in World of Warcraft (Lemmings of the light) en initiatiefnemer en ontwikkelaar van de site Studieafronden.nl. Ik had zelf geen tijd om naar de bijeenkomst te gaan maar dankzij het verslag van Anneke kon ik toch nog een beetje meegenieten en ik hoop jullie ook.


Afgelopen woensdag mocht ik namens het ICT en Onderwijs-blog naar het symposium "It's All In The Games", een bijeenkomst ter promotie van het gelijknamige boek van Erno Mijland en Herm Kisjes. Een boek wat alle negatieve berichten over flippende gamers en gameverslaafden enigzins probeert te nuanceren, door op een eerlijke manier de goede en slechte kanten van games te belichten, met name voor opvoeders en begeleiders.

Voordat ik naar het symposium toeging wisselde ik een paar mailtjes uit met Margreet, om haar iets beter te leren kennen en een beetje in te schatten wat haar invalshoek was op dit onderwerp. Ik stelde mezelf voor als game-verslaafde en ontving daarop een pittige (en terechte) reactie die me aan het denken zette; Wanneer ben je écht verslaafd? En kun je wel écht verslaafd zijn aan games, als aan alcohol en drugs? Op zoek naar het antwoord op die vraag toog ik naar Eindhoven.

In de eerste helft van de bijeenkomst kwamen twee mensen aan het woord die vertelden wat de goede kanten zijn van games. Ben Schouten, lector Serious Game Design aan de Fontys Hogeschool Eindhoven, vertelde wat games kunnen betekenen in het onderwijs. Daarna kwam Arthur Vankan, oud-wereldkampioen Halo 2 aan het woord, waarbij hij aan de hand van een demonstratie uitlegde welke vaardigheden je kunt leren van zo'n schietspel; behendigheid met de controller, strategisch denken, samenwerking.

Ben Schouten noemde dit ook in zijn presentatie. Er zijn bepaalde dingen die je door een spel kunt leren (ook als het spel niet voor educatie is ontworpen), maar waar op dit moment weinig tot niets mee wordt gedaan, terwijl juist die aspecten die games leuk (en verslavend!) maken goed ingezet zouden kunnen worden in het onderwijs.

Na de pauze waren er presentaties over de keerzijde van gamen; Martin Reddemann en Nicolle van Mill van Novadic-Kentron Netwerk voor verslavingszorg definieerden "game-verslaving" en namen met het publiek een casus door van een jongen die 18 uur per dag speelde.
En eindelijk kwam het antwoord op mijn grote vraag voorbij: je kunt aan alles verslaafd raken, dus ook games, als je op een of andere manier een te sterke behoefte ontwikkelt aan de prikkels die je ervan krijgt.
Reddemann legde game-verslaving uit als een fysieke verslaving aan dopamine, het stofje wat in je hersens vrijkomt wanneer je plezier ervaart. Zodra je uit het spelen van het spel je enige of voornaamste plezierprikkel krijgt, en daardoor eigenlijk 'vergeet' uit welke andere activiteiten je dat gevoel haalt, heb je een probleem, en raken de verhoudingen zoek waardoor je minder goed functioneert.
Overigens zei Reddemann ook, dat jongeren die game-verslaafd zijn, meestal sowieso al verslavingsgevoeliger zijn, en dat dat dan hierin tot uiting komt. Iedereen drinkt wel eens een borrel, maar niet iedereen raakt er verslaafd aan.
Om gameverslaving overigens in cijfers uit te drukken, uit onderzoek naar gamegedrag (M.C. Haagsma, 2008) blijkt dat overmatig gamen een probleem vormt voor 6,4% van alle jongeren tussen 14 en 19 jaar.

Tot besluit van de bijeenkomst leidden Herm Kisjes en Erno Mijland een discussie in over wat games betekenen voor de opvoeding, door alle positieve en negatieve kanten nog eens tegenover elkaar te zetten. Uit de vragen vanuit het publiek bleek wel hoeveel onduidelijkheid er nog bij ouders bestaat in hoe ze met games en computergebruik van hun kinderen om moeten gaan. Als gamer ben ik in ieder geval erg blij met de nuchterder visie op computerspellen die de bijeenkomst, en het boek, bieden!

Lezers die geïnteresseerd zijn om meer te weten te komen over dit boek of over gamen in het algemeen kunnen terecht op http://www.betergamen.nl . Het boek 'It's all in the games. Gamen is geweldig | Gamen geeft problemen' ligt bij de boekhandel, en is te bestellen via de voornoemde website of Bol.com.

www.betergamen.nl
een radio-interview met Herm Kisjes en Erno Mijland
Over Ben Schouten
Over Novadic Kentron